(2003) Recensie: Rijn SHM van & Eerden MR van, 2002. Aalscholvers in het IJsselmeergebied: concurrent of graadmeter? (Vogels, vissen en visserij in duurzaam evenwicht). LIMOSA 76 (1): 43-44.
Aalscholvers in het IJsselmeergebied: concurrent of graadmeter?
Vogels, vissen en visserij in duurzaam evenwicht. S.H.M. van Rijn & M.R. van Eerden 2002. RIZA rapport 2001.058, Lelystad.
Na enige vertraging door de brand in het gebouw
van Rijkswaterstaat werd dit rapport op 16 april
2003 gepresenteerd op een Aalscholversymposium
in Lelystad. Het rapport verslaat het aalscholveronderzoek
van het RIZA in de periode 1997-
2001, maar is in veel opzichten ook een weerslag
van de ongeveer 20 jaar onderzoek die, onder leiding
van tweede auteur Mennobart van Eerden, inmiddels
aan de aalscholverpopulatie van het IJsselmeergebied
is uitgevoerd. Eerste auteur Stef
van Rijn voerde een belangrijk deel van het veld-,
lab- en rapportagewerk uit.
Sinds de start van het onderzoek maakte de populatie
aanvankelijk een sterke groei door en ontstonden
naast Naardermeer en Oostvaardersplassen
nieuwe kolonies in de Lepelaarplassen en in
De Ven bij Enkhuizen. Na een zeer slecht broedseizoen
in 1993 deed zich echter een crash voor in
het aantal broedparen en onder invloed van een
verslechtering van het doorzicht in het Markermeer
verschoof het zwaartepunt van de activiteit naar
het IJsselmeer, waar de kolonie van De Ven, die
grotendeels uit grondbroeders bestaat, zeer sterk
groeide.
Het rapport belicht onder meer aantalverloop,
ringonderzoek, voedselkeuze en broedsucces.
Belangrijk voor de discussie over de relatie tussen
Aalscholvers en visserij is een verspreidingsonderzoek
van foeragerende vogels in combinatie met
visbemonsteringen. Daaruit blijkt dat de vogels
zeer opportunistisch te werk gaan en binnen een
bepaalde grootteklasse nauwelijks een voorkeur
voor bepaalde vissoorten lijken te hebben. Modelstudies,
die op het symposium eveneens werden
gepresenteerd, suggereren dat door sterke overbevissing
van met name Snoekbaars het bestand
aan kleine, voor visetende vogels interessante vis
belangrijk is vergroot. Dit resulteert in de naar de
vissers toe enigszins ironische conclusie dat het
grote aantal visetende vogels een indirect gevolg
is van de overbevissing. Dat betekent ook dat reductie
van de visserij tot proporties waarbij tenslotte
aanzienlijk meer vis per eenheid inspanning kan
worden gevangen (maar wellicht ook bij een verdere
afname van de onnatuurlijk grote hoeveelheid
voedingsstoffen in het watersysteem) een afname
van het aantal vogels tot gevolg kan hebben. Vogelbescherming
Nederland sprak zich op het symposium
duidelijk uit voor de meest natuurlijke situatie,
ook als een substantiële afname van de
aantallen vogels daarvan het gevolg is.
Minder overtuigend is de suggestie in het rapport
dat de Aalscholvers indicatoren zouden zijn
voor veranderingen in de waterkwaliteit. Deze suggestie
komt terug in de titel, maar is eigenlijk nauwelijks
onderbouwd. Bij visetende watervogels is
de relatie tussen vogelaantallen en de productie
van het systeem complexer dan bij planteneters en
mosseleters, omdat ze niet alleen reageren op veranderingen
in het visbestand, maar ook op het
doorzicht van het water, en daarmee de vangbaarheid
van de vis. Bij Aalscholvers is de relatie nog
ingewikkelder omdat ze op veranderingen in doorzicht
reageren door hun foerageerstrategie te veranderen.
Wel wordt duidelijk hoezeer de aantallen
Aalscholvers, en ook die van andere viseters, in
het systeem door de draagkracht gestuurd worden
en hoezeer het aantalverloop, eerder dan de mate
van concurrentie met de beroepsvisserij, de mate
van overbevissing aangeeft. In het algemeen is in
dit rapport op een prettige manier een schat aan
gegevens gepresenteerd, en vertegenwoordigt
het een onderzoek dat van zeer grote waarde is geweest voor ons begrip van het functioneren van
de ecosystemen in het IJsselmeergebied.
Recensie van Ruurd Noordhuis
[gratis pdf] [english summary]
|