(2007) Recensie: Beintema A. 2007. Mijn Vogels. LIMOSA 80 (3): 126-127.
Mijn Vogels
Beintema A. 2007. Atlas, Amsterdam. ISBN
978 9045000398. 430 pp. Prijs €19,90.
Begin jaren '70 onderzocht bioloog Albert
Beintema Tureluurs in Friesland. Het ging
slecht met deze weidevogels. Beintema
ontdekte dat ze hun nesten concentreerden
in laaggelegen graslandjes, waar een
elders door klei bedekte veenlaag bovenkwam.
De bodemwas er drassig en zat vol
zeezout - het leek wel een kwelder. Tureluurs
zijn van oudsher kweldervogels,
maar ook Grutto's en Kieviten broedden
op die kwelderachtige graslanden in hogere
dichtheden dan daarbuiten. Op de
veel intensiever beboerde weilanden eromheen
zochten de weidevogels voedsel.
Beintema suggereerde de Cultuurtechnische
Dienst bij een ruilverkaveling
een raster van zulke weidevogelbroedputjes
uit te graven, op een kilometer afstand
van elkaar. Hij kreeg het er niet
door. Meestal hebben kwetsbare dieren
en planten meer aan één aaneengesloten
reservaat dan aan een heleboel snippers,
en dat het voor weidevogels anders
ligt ging er bij overheden en natuurbeschermers
niet in. Beintema dacht met
broedputjes een veel hoger weidevogelrendement
te halen dan met een aaneengesloten
weidevogelreservaat. Nog
steeds is hij daarvan overtuigd. Ondertussen
is ook de Grutto uit de wei aan het
verdwijnen, ondanks de vele pogingen
die soort te behouden.
De Tureluurs en hun broedputjes zijn
één van de lemma's in het op alfabetische
volgorde ingedeelde Mijn Vogels, waarin
Beintema terugkijkt op een halve eeuw
vogels kijken, grotendeels als weidevogelonderzoeker
bij Alterra en de voorgangers
van dat instituut. Beintema heeft het
over oude bekenden zoals de Blauwe
Reiger en over exotische zeldzaamheden
zoals de Kokardespecht. Hij beschrijft de
spanningen tussen biologen en jagers,
tussen ornithologen en botanici, tussen
kievitseizoekers en weidevogelbeschermers,
tussen vogelonderzoekers en vogelsoortenjagers,
tussen onderzoekers
met stropdas en onderzoekers op sandalen.
Bij één van de vele fusies van onderzoekscentra
die tot het ontstaan van
Alterra leidden, werden de onderzoekers
van de instituten voor natuuronderzoek
ITBON en RIVON ineens collega's. De
stropdassen van het ITBON noemden
zoogdieren "wild" en "bestudeerden bijvoorbeeld
hoe je door gericht selectief afschot
edelherten verder kon veredelen,
zodat ze nog mooiere trofeegeweien zouden
krijgen". Zij moesten niets hebben
van de "tuinkabouters" van het RIVON,
waartoe Beintema behoorde. Die richtten
zich op natuurbehoud en hadden de pest
aan jagers. Beide groepen zouden nog jaren
gescheiden van elkaar blijven doorwerken.
Beintema schrijft ook over vogelkijkvakanties
en natuurbeschermingswerk in
Afrika en Azië. Het zijn persoonlijke verhalen,
leuk om te lezen, waarschijnlijk ook
voor niet-vogelaars. Als alle populairwetenschappelijke
boeken zo leesbaar
waren, zou wetenschap een stuk populairder
worden. Beintema schuwt de zelfspot
niet. Zoals hij te koop loopt met zijn nooit
doorgebroken broedputjesidee, vertelt hij
over allerlei onderzoeken die tot niets leidden
of waarmee niets werd gedaan. Hij
heeft zelfs een apart hoofdstuk "mislukkingen"
ingevoegd. Je zou daarvan de indruk
kunnen krijgen dat het meeste onderzoek
zinloos is, wat vast Beintema's bedoeling
niet is ,maar sympathiek is het wel.
Beintema heeft nogal eens een internationaal
ornithologencongres bezocht. Als
het even kon huurde hij dan een auto of
kano omin de omgeving vogels te kijken,
of een spontaan onderzoekje te doen.
Tijdens zo'n tripje ontdekte hij dat op de tot weiland omgevormde Amerikaanse
prairie de Amerikaanse Grutto's voedsel
zochten op de weiden maar broedden in
restantjes prairie die op gezette afstanden
als een raster in het weideland in
stand waren gehouden. Een fraaie bevestiging
van de broedputjeshypothese.
Zowel met zijn plezier in vogels als in
schrijven is Beintema aanstekelijk. Misschien
is hij wel meer schrijver dan weidevogelonderzoeker.
Over dat laatste
schrijft hij dat hij door zijn tureluuronderzoek
door de hele natuurbeschermingswereld
als weidevogelexpert werd bestempeld,
maar dat hij altijd meer van
albatrossen en andere zeevogels heeft
gehouden dan van weidevogels.
Het enige minpuntje zijn de tussen
haakjes ingevoegde verwijzingen naar
andere lemma's: (zie tureluurs). Die zorgen
maar voor leesoponthoud. Voor de
recensent zijn ze wel handig als naslagverwijzing,
maar daarvoor was een personen-
en onderwerp register nog handiger
geweest.
Recensie van Koos Dijksterhuis
[gratis pdf] [english summary]
|