KOKS B (2000) Hoeveel perspectief heeft de Grauwe Kiekendief als Nederlandse broedvogel?. LIMOSA 73 (3): 110-110.
Grauwe Kiekendieven zijn (helaas) zeer goede indicatoren
voor de wijze waarop het Nederlandse
landschap is aangepast aan de wensen van de
tijd. Met het verdwijnen van extensief gebruikte
weidse landschappen verdween ook een aanzienlijk
deel van de vogelsoorten die in dit landschap
thuishoorden. Het Brabants veenlandschap heeft
plaatsgemaakt voor intensieve landbouw en parkachtige
natuur, de duinen en waddeneilanden zijn
zo langzamerhand geoptimaliseerd voor de opvang
van honderdduizenden toeristen, de laagveenmoerassen
in de kop van Overijssel en Friesland
beginnen op bossen te lijken en ook het open
cultuurland staat onder zware druk. Maar door de
ontwikkeling van 'nieuw land' was er in de jaren zeventig
en tachtig een opleving van de soort als
broedvogel. Dankzij het werk van Menno Zijlstra
van de voormalige Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders
(RIJP) werd deze spectaculaire ontwikkeling
van de roofvogelstand in zowel Oostelijk als
Zuidelijk Flevoland nauwgezet vastgelegd. Het bijzondere
aan de situatie in Flevoland was het veelvuldig
broeden in jonge bosaanplant. Naarmate
deze bosaanplanten geschikter raakten voor Wielewalen
en Appelvinken werden de laatste broedparen
naar het open agrarische cultuurland gedrongen.
Aangezien het Flevolandse akkerland
zeer intensief wordt benut, bleek het voor aile drie
de soorten kiekendieven een hopeloze strijd tegen
uitsterven. Zo werd in een artikel in Limosa uit 1992
gerept over de 'teloorgang van de Grauwe Kiekendief
als broedvogel in Nederland',
In 1989 werd door de EU een (meerjarige)
braaklegging ingesteld waarbij boeren tegen vergoeding
land uit de productie konden nemen. In
de Graanschuur van Nederland, het Groninger
Oldambt, is hiervan grootschalig gebruik gemaakt:
in 1990-93 werd daar zo'n 10-12000 ha landbouwgrond
van de ene op de andere dag braakgelegd.
De effecten logen er niet om: veel roofvogels en uilen
profiteerden van het enorme aanbod aan Veldmuizen
en broedvogels als Kwartel en Veldleeuwerik
namen toe. Het meest bijzondere was echter de
opleving van het aantal broedende Grauwe Kiekendieven
in de voormalige Dollardpolders. Het
goede muizenaanbod in combinatie met voldoende
gewassen waar de soort in kan broeden, waren
de sleutelfactoren die uiteindelijke tot de verrassende
comeback hebben geleid. Er zijn aanwijzingen dat deze vogels deel uitmaken van een populatie
die in Zuid-Denemarken begint en via de
Noord-Duitse deelstaten Sleeswijk-Holstein en Nedersaksen
in Nederland uitdooft. De grootschalige
braaklegging in Groningen verschafte de soort de
gelegenheid om weer enigszins vaste voet op Nederlandse
bodem te krijgen.
De Grauwe Kiekendief broedt vooral in akkergewassen,
met name luzerne en wintergranen. Een
probleem is echter dat deze gewassen worden geoogst
op een moment dat de vogels eieren hebben
(luzerne) of de jongen nog niet kunnen vliegen
(koolzaad, wintergraan). Zonder nestbescherming
zouden deze vogels het niet redden en zou de reproductie
ontoereikend zijn. De hamvraag is echter
of nestbescherming het enige antwoord is dat
kan verklaren waarom er ondanks het verdwijnen
van de meerjarige braaklegging, nog steeds Grauwe
Kiekendieven in Nederland tot broeden komen.
Ringwaarnemingen laten zien dat er de laatste jaren
bijzonder weinig vogels met Nederlandse ringen
zijn waargenomen, ondanks de toegenomen
ringinspanning. In 1998 en 1999 zijn echter wei vogels
gezien die een Duitse ring droegen. Een Nederlandse
vogel werd in Sleeswijk-Holstein in de
broedtijd teruggemeld. Het ziet er dus naar uit dat
wij vogels voor de Duitse markt produceren en dat
Duitsers het kennelijk goed toeven vinden in de
graanakkers van het Oldambt.
[gratis pdf] [english summary]
|