HOOTSMANS MJM, EHRENBURG A & VAN WESENBEECK BK (2006) Invloed van recreatie op broedvogelverspreiding in de Amsterdamse Waterleidingduinen. LIMOSA 79 (4): 139-146.
Door de toenemende openluchtrecreatie wordt de recreatieve
belasting van natuurgebieden groter. Heeft dit invloed op broedvogels?
In deze studie is gekeken naar het effect van recreatiedruk
op de verspreiding van vogelterritoria langs paden in de
Amsterdamse Waterleidingduinen. Als recreatie een verstorend
effect heeft, mag je verwachten dat broedvogels zich langs druk
belopen paden verder van het pad vestigen dan langs rustige.
Vooral in struweel blijken broedvogels verder van het pad af te
zitten naarmate er meer bezoekers passeren. Dit effect is ook bij
enkele algemene, niet als erg verstoringsgevoelig bekend staande
soorten meetbaar. In het bos is het minste te merken van een
invloed van het aantal passanten.
Bij de huidige trend dat natuur voor mensen toegankelijk
moet zijn (Ministerie van LNV 2000),
lijkt weinig aandacht besteed te worden aan de
eventuele nadelige gevolgen van de toenemende
recreatiedruk in de Nederlandse natuurgebieden
voor flora en fauna. Verschillende onderzoeken
hebben negatieve effecten van
recreatie aangetoond, bijvoorbeeld op broedvogels
(onder andere van Berkel 1981, van der
Zande 1984, Vos & Peltzer 1987, Henkens
1998, 1999, Slings 1999). Voor terreinbeheerders
is echter nog onvoldoende duidelijk of en
wanneer zij maatregelen moeten nemen. En het
verzamelen van gebiedspecifieke gegevens
voor een duidelijke dosis-effectrelatie tussen recreatiedruk
en broeddichtheid (of broedsucces)
is kostbaar en tijdrovend.
Ook in de Amsterdamse Waterleidingduinen
(AWD) speelt dit probleem. Het ongeveer 3400
ha grote gebied is door zijn grote variatie aan vegetatie
en landschap (van Til & Mourik 1999)
zeer rijk aan vogels (Geelhoed et al. 1998, Vader
1998, Sluijs 1999). Gelegen langs de kust op de
grens van Noord- en Zuid-Holland, midden in de
dichtbevolkte Randstad, is het ook een belangrijk
recreatiegebied (Gemeente Amsterdam
1992). Al lange tijd wordt de broedvogelstand
bijgehouden middels een Broedvogel Monitoring
Project (BMP; van Dijk 1996, Vader 1998,
Sluijs 1999). In 1998 is de beherende instantie,
Waternet (voorheen Waterleidingbedrijf Amsterdam),
gestart met een recreatieonderzoek in de
AWD. Dit onderzoek bestaat onder andere uit
een registratie van bezoekersverkeer bij de ingangen
van het gebied (Jaarsma & Webster
1999). Ehrenburg en Hootsmans (in voorbereiding)
hebben met de BMP-gegevens een verkennend
onderzoek uitgevoerd voor de periode
1986-1996. Zij vonden een negatief effect van
recreatiedruk op de aantalontwikkeling wanneer
alle onderzochte soorten en habitats samen werden
genomen. Een meer gedetailleerde analyse
per habitat en soort liet dit echter niet meer zien,
waarschijnlijk door de variatie in de dataset.
Alle onderzoeken naar het effect van recreatie
stuiten op het probleem dat de factor recreatie
moeilijk is te kwantificeren (van der Zande 1984,
van den Ham & Peltzer 1995). Bovendien zijn de
effecten van recreatie tamelijk veelzijdig. Zo zijn
er behalve het directe effect van verstoring door
de aanwezigheid van een recreant verschillende
indirecte effecten mogelijk die moeilijk te meten
zijn (van Berkel 1981, van Zoest 1994).
Voorbeelden hiervan zijn vervuiling en versnippering
van het gebied door de aanwezigheid
van wandelroutes. De gebruikte maat voor recreatie-
intensiteit loopt in verschillende onderzoeken
sterk uiteen, evenals de methode om de
effecten van deze intensiteit te meten (van der
Zande 1984, van den Ham & Pelzer 1995). In de
huidige studie is gekeken of er een verband bestaat
tussen de afstand van de aanwezige
broedvogelterritoria tot een pad en de drukte op
dat pad, uitgedrukt in het aantal groepen recreanten
dat per dag passeert. Beide soorten gegevens
waren relatief eenvoudig te verkrijgen.
Daarnaast is gekeken of deze relatie beïnvloed
wordt door het type landschap en de gevoeligheid
van de soort voor recreatie, zoals bekend
uit de literatuur (SOVON 1987, Henkens 1998). Onafhankelijk van de uitkomst was ook de methodeontwikkeling
zelf een onderzoeksdoel;
daarmee zou een kosteneffectief toetsinstrument
kunnen ontstaan om de beheerder te ondersteunen
bij het vinden van een goede balans
tussen recreatiezonering en natuurbeheer.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|