DIEMEN J VAN & HOF HJ (2005) THEMADAG 'PROOI-PREDATORINTERACTIES BIJ VOGELS': Telemetrisch onderzoek aan sperwers. LIMOSA 78 (2): 81-82.
Op grond van biometrische gegevens van met
levende lokkers gevangen, en dus hongerige,
Sperwers in de periode 1989-2004 in Noord-
Brabant en Gelderland lijken de seksen naast
een verschil in bouw ook een verschillend bioritme
te hebben. Mannen jagen de hele dag en
wegen 's avonds gemiddeld meer dan 's morgens.
Vrouwen jagen weliswaar ook op alle tijden
van de dag, maar vertonen gemiddeld
geen toename in gemiddeld gewicht. Dit houdt
waarschijnlijk verband met het door vrouwtjes
bejagen van grotere prooien. Vrouwen kunnen
hierdoor en vanwege hun gunstiger energiehuishouding
(verhouding tussen gewicht en lichaamsoppervlak)
een langere interval tussen
maaltijden overbruggen, met als kennelijk gevolg
een bioritme dat afwijkt van de '24-uur doctrine'
waaraan mannetjes onderhevig zijn.
We hebben getracht bovenstaand fenomeen
te toetsen door met een zender uitgeruste Sperwers
te volgen. Het gaat hier om per fiets gedurende
enkele uren (tot 8 uur aaneensluitend) gevolgde
vogels die vrijwel continu in de gaten
konden worden gehouden en waarvan alle activiteiten
en vele prooivangsten werden geregistreerd.
Slechts een deel van de metingen vond
plaats buiten de broedperiode en alleen mannen
werden gevolgd. Het beeld van de continu
actieve man komt naar voren, maar het materiaal
is nog bescheiden en dient vanzelfsprekend
nog uitgebreid te worden naar vrouwtjes.
Metingen in de broedperiode konden we legio
doen en die gaven een goede indruk hoe
sperwermannetjes vrijwel continu prestaties
kunnen leveren (gemiddeld één prooi per 100
minuten). Daarbij blijken individuen, ondanks
een enorme overeenkomst in het gebruik van de
ruimte waarbij ze elkaars routes soms 'kopiëren',
toch verschillende strategieën te hebben
om prooi te verschalken, meestal toegespitst op
het bemachtigen van een bepaalde prooisoort
op een bepaalde plek.
Een jagende Sperwer genereert vrijwel continu
antipredatorgedrag, zelfs zo frequent en intensief
dat het een hulpmiddel vormt bij het zenderonderzoek.
Belangrijke stoorzenders (voor
de jagende Sperwer) in bewoond en agrarisch
landschap vormen Spreeuw en Merel, die op de
plek waar een Sperwer actief is (of in hinderlaag
zit) omhoog schieten en continu alarmsignalen
afgeven. Merels houden dit bijzonder lang vol
(> 10 minuten). De meeste andere soorten komen
iets later in staat van paraatheid (mezen,
vinken, mussen). Vink en Groenling kunnen
echter ook erg lang (> 10 min) en consequent
alert blijven tot het gevaar geweken is. Mussen
zijn hierin iets 'slordiger' en komen vaak weer in
actie na drie tot zeven minuten. Zangvogels van
open landschap kiezen het luchtruim om een
Sperwer te hinderen: Boerenzwaluw en Witte
Kwikstaart proberen boven een Sperwer te vliegen
en begeleiden hem met roep en zang.
Zangvogels in gesloten bos bevriezen bij een
naderende Sperwer, alarm komt daar voornamelijk
van mezen, Winterkoning, Boomklever en
Gaai. Potentiële prooisoorten profiteren van elkaars
alarmsignalen. Sperwers reduceren de
kans op alarmerende (vroegtijdig alerte) prooidieren
door onopvallend te vliegen (laag, parallel
aan lijnvormige elementen in het landschap,
door greppels, door kronen) en ongezien in hinderlaag
te gaan. Ook kunnen ze in hun vliegbewegingen
andere soorten imiteren (Grote Lijster,
Turkse Tortel, Gaai, Groene Specht) en
daardoor onopgemerkt een gunstige uitvalsbasis
betrekken.
Naast het beeld van de (reproductief) 'geslaagde
Sperwer', verkregen we ook een beeld
van de mislukte Sperwer. Het blijkt voor sommige
individuen niet eenvoudig om aspecten zoals
nestelgedrag, het onderhouden van de
paarband met een wijfje, territoriaal gedrag naar andere mannen en jachtvaardigheden, samen
goed op de agenda te krijgen. Op haar
beurt maakt een Sperwervrouwtje in dit opzicht
ook niet altijd de juiste partnerkeus.
[gratis pdf] [english summary]
|