KLAASSEN M (2004) De chemie tussen ouder en kuiken: stabiele isotopen de herkomst van de eieren van arctische broedvogels. LIMOSA 77 (2): 55-60.
Nederlanders staan erom bekend: aardappels, potten pindakaas
en koffie gaan mee op vakantie. Maar dat kan alleen als de
kofferbak groot genoeg is. Rugzak- en fietstoeristen moeten zich
redden met de lokale waar. Vergelijkbare verschillen in vakantiestrategieën
komen ook voor bij trekvogels op weg naar hun
broedgebied. Als de tank niet helemaal leeg is bij aankomst kunnen
ze met de resterende reserves een snelle start maken met
de eileg. Dit heeft voordelen voor arctische broedvogels, die te
maken hebben met korte zomers waarin elke dag telt. Als ze
echter 'leeggevlogen' aankomen zullen ze eerst bij moeten eten
om een legsel te kunnen produceren. Dat kan alleen als er op de
toendra al wat te eten is. De vraag welke van deze twee strategieën
steltlopers erop nahouden kon worden beantwoord door
onderzoek aan isotopenratio's in dons van kuikens en veren van
hun ouders.
Een groot aantal trekvogels die Nederland als
pleisterplaats aandoen of er overwinteren broeden
in arctische regionen. Zo hoog in het
Noorden zijn de zomers kort. Dat betekent dat
na aankomst in het broedgebied er maar weinig
tijd beschikbaar is voor de voortplanting en de
voorbereidingen voor de weg terug naar de
overwinteringsgebieden. Voor arctisch broedende
vogels lijkt dus grote haast geboden om
zo snel mogelijk na aankomst in het broedgebied
de eieren te leggen. Voor zowel arctische
ganzen als steltlopers is dan ook gesuggereerd
dat ze 'kapitaalbroeders' zijn (Ryder 1970;
Ankney & MacInnes 1978; Drent & Daan 1980;
Ebbinge et al. 1982; Davidson & Evans 1988).
Ze zouden vóór en tijdens de trek, afgezien van
de reserves nodig voor het vliegen, extra reserves
aanleggen om een snelle start te kunnen
maken bij aankomst in het broedgebied. Bij
voorkeur zouden genoeg reserves mee aan
boord genomen worden om op de eerste
sneeuwvrije plekjes in het broedgebied meteen
de eieren te kunnen leggen, onafhankelijk van
het locale voedselaanbod. De alternatieve strategie
is die van 'inkomenbroeders'. Inkomenbroeders
komen 'leeg' aan in het broedgebied
en moeten eerst op zoek naar voedsel alvorens
hun legsel te kunnen maken. Op het eerste gezicht
geen handige strategie voor arctische
broedvogels onder tijdsdruk. Inderdaad werden
bij vrouwtjes van Sneeuwganzen Anser caerulescens,
die bij aankomst in het broedgebied bij
de Hudsonbaai werden geschoten, al bijna volledig
ontwikkelde follikels aangetroffen (Ankney
& MacInnes 1978). Dat is natuurlijk erg suggestief.
Maar het is ook mogelijk dat deze dieren
zich al iets ten zuiden van het onderzoeksgebied
hadden rondgegeten. Voorts zouden we
niet alleen van Sneeuwganzen maar ook voor
andere arctische broedvogels willen weten of
ze al dan niet kapitaalbroeders zijn. En, naast
mogelijke logistieke problemen bij het vinden en
vangen van broedvogels direct na aankomst in
het broedgebied, zou het mooi zijn als er een
wat elegantere en meer diervriendelijke manier
bestond om te onderzoeken of arctische broedvogels
extra reserves van ver meebrengen om
daarmee een snel begin van de leg te garanderen.
Met name voor arctisch broedende steltlopers
wilden we dit graag weten, om onder andere
een antwoord te krijgen op de vraag of de
kwaliteit van pleisterplaatsen in Nederland een
directe invloed heeft op het broedsucces in de
Arctis.
Sneeuwgans Chen caerulescens
Wilde Zwaan Cygnus cygnus
Kleine Strandloper Calidris minuta
[gratis pdf] [english summary]
|