Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

TULP I, SCHEKKERMAN H, LEEUW J DE & KLAASSEN R (2004) Kampioenen in de kou: waar Kleine Strandlopers groot in zijn. LIMOSA 77 (2): 61-70.

Het lijkt niet erg vanzelfsprekend, dat uitgerekend één van de kleinste steltlopers de koudste gebieden op aarde uitzoekt om te broeden. In de kou is groot zijn handig, dat is de stelregel. Als je groot bent, is je lichaamsoppervlak relatief klein, en verlies je weinig warmte. Een extra handicap is dat Kleine Strandlopers ook nog in hun eentje voor hun kroost moeten zorgen als gevolg van hun bijzondere voortplantingssysteem. Is er iets goed fout gegaan in de evolutie of hebben Kleine Strandlopers een serie trucs ontwikkeld om het toch te bolwerken in een klimaat dat op het eerste gezicht weinig geschikt voor ze lijkt? Drie zomers brachten we door te midden van deze kleine krachtpatsers in Taimyr in Siberië en onderzochten we hoe ze het voor elkaar krijgen om kuikens groot te brengen onder barre omstandigheden. Ofwel: waar een Kleine Strandloper groot in is.

Kleine Strandlopers Calidris minuta overwinteren vanaf de Middellandse Zee en de westkust van Afrika, tot aan Zuid-Afrika in het zuiden en India in het oosten. In voor- en najaar trekken ze door Europa en Rusland op weg naar de broedgebieden die zich uitstrekken in een kuststrook vanaf Noord-Noorwegen tot ver in Oost-Rusland, voorbij de delta van de Lena. Grofweg betekent dat voor een Kleine Strandloper die in Oost-Afrika overwintert en in Taimyr broedt een enkele reis van zo'n 10 000 km. Vogels gekleurringd in ons studiegebied Medusa Bay bij Dikson in het westen van het Taimyr-schiereiland in Siberië zijn teruggezien in Israël, Tanzania en Namibië. In Nederland zien we ze op doortrek in het voorjaar, maar vooral in de nazomer. Van al hun mede-toendragangers zijn Kleine Strandlopers de kleinste steltlopers. Tijdens de overwintering wegen ze zo'n 22 gram. Voor de wegtrek naar de broedgebieden vetten ze op tot ongeveer 35 g, waar bij aankomst in de broedgebieden nog zo'n 25 g van over is. Tijdens het broeden houden ze er een voorraad voor barre tijden op na en wegen ze 29-32 g. Ze zijn daarmee maar iets zwaarder dan de kleinste zangvogels van de toendra, de talrijke IJsgorzen Calcarius lapponicus (22-25 g). Kleine Strandloper Calidris minuta

[gratis pdf] [english summary]



limosa 77.2 2004
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster