Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

FOPPEN R (2001) Wanted: Grote Karekiet, dead or alive? Dispersie en overleving van de Grote Karekiet in Noordwest-Overijssel. LIMOSA 74 (4): 162-163.

Om beter inzicht te krijgen in het wei en wee van een zeldzame soort als de Grote Karekiet is het noodzakelijk om gegevens te verzamelen van de belangrijke processen op populatieniveau: geboorte-, sterfte-, immi- en emigratiecijfers. Dat opent ook de mogelijkheid voor het modelleren van de populatiedynamiek en bijvoorbeeld het doen van uitspraken over de kans dat de soort in Nederland uitsterft. Het verzamelen van de benodigde gegevens is geen sinecure. Voor betrouwbaar en representatief cijfermateriaal zijn gedegen en langjarige studies noodzakelijk en moet men allerlei methodologische hobbels nemen en valkuilen omzeilen, In deze voordracht zijn de resultaten getoond van een langjarige studie van de grootste populatie van de Grote Karekiet in Nederland. Het betreft een populatie met jaarlijks ongeveer 150 zingende mannetjes langs de oevers van het Ketelmeer, Zwarte Meer en de nabije omgeving. In dit gebied is de soort sinds 1989 met 40% afgenomen.
      Het doel van de studie was om de emigratie en de sterfte van de soort te kwantificeren. In 1994-2000 werden in totaal 1158 individuen gekleurringd; 989 juvenielen, 128 mannetjes en 41 vrouwtjes. Waarnemingen van ongeveer 300 gekleurringde individuen waren de basis voor een vangst-terugvangstanalyse. Deze werd uitgevoerd met het programma MARK. Basis voor deze analyse is dat de kans om een individu terug te zien een combinatie is van de kans dat een individu inderdaad heeft overleefd en de kans dat een individu kan worden waargenomen.
      De analyse leverde uiteindelijk verschillen op in jaarlijkse overleving voor juvenielen en adulten en voor mannetjes en vrouwtjes. Ook bleek de overleving in de eerste 2 jaar hoger te zijn dan in de periode daarna. De tijdreeks was te kort om betrouwbare uitspraken te doen over de correlatie tussen de populatietrend en de overleving.
      De resultaten gaven ook een goed inzicht in de dispersie van de soort. Het bleek dat de meest adulte vogels tussen de broedplekken slechts geringe afstanden overbruggen (mediaan minder dan 2 kilometer), juvenielen hadden een iets grotere verspreiding tussen geboorteplek en de plek van broeden (mediaan minder dan 4 kilometer).
     Door deelgebieden te onderscheiden en de uitwisseling tussen deelgebieden te kwantificeren kon ook de emigratiekans worden gekwantificeerd het aandeel dat een gebied van een bepaalde grootte verlaat. Deze gegevens zijn gebruikt voor het construeren van een metapopulatiemodel dat op zijn beurt weer is ingezet om meer inzicht te verkrijgen in de normen die moeten worden gehanteerd voor het behouden van levensvastbare populaties moerasvogels.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 74.4 2001
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster