(2003) Recensie: Roomen M. van. ...(et al). 2002. Watervogels in Nederland in 2000/2001. LIMOSA 76 (1): 44-45.
Watervogels in Nederland in 2000/2001. Van
Roomen M., van Winden E., Koffijberg K., Voslamber
B., Kleefstra R., Ottens G. & Sovon Ganzen- en
Zwanenwerkgroep 2002. Sovon-monitoringrapport
2002/04, Beek. Prijs € 15,-.
;
Onder deze eenvoudige titel gaat een indrukwekkende
prestatie schuil, namelijk de integratie van
de telprogramma's en rapportages van Midwintertellingen,
Zoete Rijkswatertellingen, Ganzen- en
Zwanentellingen en Waddenzeetellingen. Daarnaast
zijn ook de maandelijkse tellingen uit de Zoute Delta opgenomen, zodat, na een voorbereiding
van ongeveer drie jaar, voor het eerst alle informatie
omtrent watervogeltellingen in Nederland is gebundeld
in één rapport. Dankzij deze integratie en
het samenbrengen van de bij de verschillende programma's
behorende datasets is het nu mogelijk
op grond van maandelijkse tellingen op de hogere
schaalniveaus trends te berekenen, die in veel gevallen
terug gaan tot 1975. Daarnaast is het telprogramma
zodanig uitgebreid dat nu ook maandelijkse
tellingen van vogelrichtlijngebieden buiten
de Rijkswateren beschikbaar zijn.
Om te kunnen blijven voldoen aan de specifieke
wensen van de oorspronkelijke doelgroepen zijn
de oude rapportages nog in afzonderlijke hoofdstukken
herkenbaar, maar ruim de helft van het
rapport wordt in beslag genomen door de soortbesprekingen,
die een landelijk overzicht geven van
o.a. seizoensverloop en trends. Hoewel de titel alleen
seizoen 2000/2001 noemt, zijn het juist deze
langjarige trends die het rapport zijn grote waarde
geven. Duidelijker dan ooit tevoren komen de verschuivingen
in populatieomvang naar voren, die
de verschillende soorten de afgelopen kwart eeuw
hebben vertoond. In de overige hoofdstukken worden
deze trends, deels geaggregeerd tot bijv.
voedselgroepen, opgehangen aan thema's als
eu/oligotrofiëring, bescherming en overbevissing.
Eutrofiëring, ofwel de toename van de hoeveelheid
voedingsstoffen in het milieu, en oligotrofiëring,
de afname daarvan, hebben in Nederland
een belangrijke rol gespeeld als oorzaak van
trends bij watervogels. Eutrofiering kan resulteren
in een grotere voedselproductie en daardoor hogere
aantallen vogels, bijv. bij graseters. Recent
kan het strengere mestbeleid dan ook hebben bijgedragen
aan stagnatie en omkeer van deze toename,
bijv. bij Smient en Kolgans. In het water kan
eutrofiëring leiden tot overmatige algengroei ten
koste van de beschikbaarheid van voedselbronnen
zoals waterplanten en Driehoeksmosselen. In
dat geval kan juist oligotrofiëring resulteren in hogere
aantallen vogels, zoals bij zwanen en benthivore
duikeenden. Wat betreft bescherming wordt
in het hoofdstuk Ganzen en Zwanen enige aandacht
besteed aan de strengere bescherming die
in het verslagjaar voor het eerst geboden wordt onder
de nieuwe Flora- en Faunawet. Het lijkt er niet
op dat onder invloed van die bescherming meer
ganzen in Nederland zijn komen pleisteren, een
conclusie die politiek gezien misschien wel zeer
gunstig is.
Overbevissing kan, net als eutrofiëring, een uitwerking
in beide richtingen hebben. Zo kan de
hoeveelheid kleine vis ten gevolge van overbevissing
van grote roofvis, zoals Snoekbaars in het IJsselmeer,
sterk toenemen, ten gunste van visetende
vogels. Als rechtstreeks wordt gevist op prooien
die ook voor de vogels interessant zijn is dat natuurlijk
niet zo, bijvoorbeeld in het geval van de
schelpdiervisserij in de Waddenzee (Eider, Scholekster
en Kanoet).
Opvallend is dat de draagkracht in de Nederlandse
voedselgebieden zelf de belangrijkste sturende
factor lijkt te zijn voor de aantallen watervogels.
Duidelijke trends die worden toegeschreven
aan veranderingen in de broedgebieden zijn veel
minder voorhanden; alleen voor Kluut en Steenloper
wordt dit gesuggereerd. Voor Nederland, als
watervogelland bij uitstek, maakt dat de verantwoordelijkheid
des te groter.
Naast de ongeveer 1500 tellers zijn diverse instanties
betrokken bij het watervogelmonitoringproject,
met name EC-LNV, RIZA, RIKZ, CBS en
Vogelbescherming. Deze integrale rapportage is
een belangrijke stap voorwaarts in de richting van
vruchtbaar gebruik van de beschikbare informatie.
De details van de presentatie zullen ongetwijfeld
blijven veranderen onder invloed van commentaren
en veranderende wensen van de betrokken
partijen, maar met deze eerste versie is in elk geval
een product neergezet dat Nederland als vooraanstaand
watervogelgebied waardig is. Jammer dat
het niet met wat meer poeha is gepresenteerd.
Recensie van Ruurd Noordhuis
[gratis pdf] [english summary]
|