WASSINK G (2009) Leeftijdsbepaling en individuele herkenning van Oehoes aan de hand van de vleugelrui en de tekening van ruiveren.. LIMOSA 82 (2): 59-67.
Tegenwoordig hebben we een (groeiende) broedpopulatie
Oehoes in ons land. De mensen van de werkgroep
die deze imposante vogels bestuderen vinden regelmatig
ruiveren bij de nesten. Maar wat vertellen deze veren
ons precies? Kunnen we daarmee de leeftijd van de
vogel inschatten, of zelfs verschillende individuen herkennen,
zoals dat bij Haviken en Sperwers in zwang is?
Hoe zit het ûberhaupt met de rui van Oehoes? Valkeniersvogel
Svenja bracht uitkomst.
Bij onderzoek aan broedvogels is het uitermate waardevol
individuen te kunnen herkennen. Het is dan bijvoorbeeld
mogelijk omhet totaal aantal jongen te bepalen dat een vogel
tijdens zijn leven voortbrengt, een belangrijkemaat voor
zijn of haar kwaliteit (Krûger & Lindström 2003). Ook kan
men dan achterhalen hoe lang een bepaalde vogel leeft, of
tenminste hetzelfde territorium bezet. Het is in dit verband
tevens interessant de leeftijdsopbouw van de populatie te
kennen. Een populatiemet voornamelijk jonge broedvogels
duidt bijvoorbeeld op een hoge sterfte onder de volwassen
vogels, en kan er op wijzen dat er iets aan de hand is, zoals illegale
roofvogelvervolging (Bijlsma 1993).
Bij een aantal vogelsoorten kunnen ruiveren informatie
verschaffen over individuen. Zo is het bij de Havik mogelijk
omaan de hand van ruiveren te bepalen of een vogel 1, 2, 3,
4, 5-6, 7-10 of meer dan 10 jaar oud is (Bijlsma 1997). De tekening
van de veren vormt bij deze soort tevens een unieke
'vingerafdruk', die gebruikt kan worden om individuen van
elkaar te onderscheiden (Bijlsma 1997). Bij vogels die niet ie der jaar alle slagpennen ruien is tevens aan het ruipatroon
zelf te zien hoe oud de vogel is, zoals bij sommige uilensoorten
(Glutz von Blotzheim & Bauer 1980). In dit artikel wordt
ingegaan op de leeftijdsbepaling en individuele herkenning
van Oehoes Bubo bubo aan de hand van ruipatronen en ruiveren.
Kennis hierover is belangrijk om de recent in
Nederland ontstane broedpopulatie (Wassink 2003, 2008)
beter te kunnen bestuderen.
MATERIAAL
Uitgangspunt voor het onderzoek vormden gegevens verzameld
van een in gevangenschap gehouden Oehoe, Svenja
geheten. Svenja is een vrouwtje en werd geboren in mei
2002. De vogel is in bezit van Valkeniersbedrijf'De Valkenhof'
te Aalten (Gld.) enwordt bijna dagelijks gevlogen, al dan niet
voor publiek.
Jaarlijks werd de rechtervleugel van Svenja na de rui gefotografeerd
(foto 1). Tevens werden de afgeworpen ruipennen
door de valkenier verzameld met vermelding van de
vinddatum. Aan de hand van deze gegevens is een ruischema
opgesteld van arm- en handpennen. Oehoes hebben 10
handpennen en 18 armpennen in elke vleugel. In de ruischema's
zijn alleen de eerste 16 armpennen opgenomen.
Armpennen 17 en 18 zijn kleiner en donkerder dan de andere
veren en daardoor soms gemist bij het verzamelen.
Omdat Svenja's staartveren snel sleten doordat zij geregeld
aan het gaas van de volière hing is over de staartrui geen informatie
beschikbaar. Ruiverenwerden gemeten (met uitzondering
van veren die beschadigd waren), waarbij de veren
maximaal werden gestrekt (schacht recht langs de lineaal).
Naast 'Svenja', wordt in dit artikel ook materiaal gepresenteerd
van een aantal in Nederland dood gevonden Oehoes
en Nederlandse/Duitse broedparen.
In dit artikel wordt gesproken over veergeneraties. De veren
van het eerste kleed worden jeugdkleed genoemd, en
vertegenwoordigen de eerste generatie. Daarna komen de
veren van de tweede generatie (eerste volwassen kleed), enzovoorts.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|