Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

TURNHOUT C VAN, E VAN WINDEN, G TROOST, K KOFFIJBERG & F HUSTINGS (2009) Veranderingen in timing van zichbare najarstrek over Nederland: een pleidooi voor hernieuwde standaardisatie van trektellingen.. LIMOSA 82 (2): 68-78.

Nederland kent een rijke traditie op het gebied van tellingen van zichtbare vogeltrek. Mede door de toegankelijkheid en het gemak waarmee trektellingen tegenwoordig online kunnen worden ingevoerd en bekeken, worden meer trektellingen dan ooit uitgevoerd. Deze gegevens leveren een schat aan informatie op over soorten, aantallen, trekstrategie en trekgedrag. Mits bepaalde regels in acht worden genomen, lenen de tellingen zich ook goed voor analyses van lange termijn veranderingen, bijvoorbeeld verschuivingen in doortrekpatronen als gevolg van klimaatveranderingen.

In de afgelopen decennia zijn de gemiddelde temperaturen in grote delen van de wereld toegenomen. Nederland vormt daarop geen uitzondering. De gemiddelde jaarlijkse temperatuur steeg gedurende de 20e eeuw, en dan vooral sinds de jaren tachtig, met meer dan 1°C (van Oldenborgh & van Ulden 2003). Tot 2100 wordt een verdere temperatuurstijging verwacht van ongeveer 2°C (van den Hurk et al. 2006). Er is reeds een overvloed aan bewijs dat dieren en planten door klimaatverandering worden beïnvloed. Het gaat dan om veranderingen in de fysiologie (bijv. afname van lichaamsgewicht; Yom-Tov et al. 2006), verspreiding (bijv. het opschuiven van arealen; Thomas & Lennon 1999, Huntley et al. 2007), populatiegroottes (Julliard et al. 2004) en interacties tussen soorten (bijv. 'mismatch' in voedselketens, Both et al. 2009). Daarnaast zijn veelvuldig effecten op de fenologie aangetoond, de timing van jaarlijks terugkerende verschijnselen in de natuur. Veel internationaal fenologisch onderzoek aan vogels spitst zich daarbij toe op verschuivingen in de datums van eileg (Crick et al. 1997, Both & Visser 2001) en van de aankomst van trekvogels in de broedgebieden (bijv. Leysen & Herremans 2004, Tottrup et al. 2006). Ook in Nederland worden over dit laatste aspect gegevens verzameld, door regionale fenologieprojecten van vogelwerkgroepen (o.a. Pilzecker 2007) en sinds 2001 met het landelijke project 'De Natuurkalender' (www.natuurkalender.nl; van Vliet 2008). In deze studies wordt vooral gekeken naar de aankomst van de eerste individuen, op basis van zang- of zichtwaarnemingen. Deze resultaten kunnen echter sterk worden beïnvloed door een toename van het aantal vogelaars en hun communicatiemogelijkheden, hun gespitstheid op eerste waarnemingen en hun bereidheid om deze door te geven (van Strien et al. 2008). Bovendien zijn waarnemers vooral attent op de eerste waarneming, terwijl de vogels die het eerst in de broedgebieden arriveren niet maatgevend hoeven te zijn voor de timing van de populatie als geheel (Sparks et al. 2001). Daarom leveren systematischer studies, zoals gebaseerd op gestandaardiseerde mistnetvangsten, over het algemeen betrouwbaarder gegevens op over veranderingen in fenologie dan losse waarnemingen. Bij ringstations wordt namelijk frequent gemeten, vaak met een door de jaren heen min of meer constante inspanning en methode, en gedurende de hele doortrekperiode (Knudsen et al. 2007, Levering & Keijl 2008).
      In ons land hebben we nog een andere potentiële gegevensbron om veranderingen in trekpatronen zichtbaar te maken: tellingen van zichtbare vogeltrek. In Nederland bestaat een lange traditie op het gebied van al dan niet systematische trektellingen. Na bewonderenswaardige aanzetten in de eerste decennia van de 20e eeuw nam de belangstelling voor trektellen vooral sinds 1970 sterk toe. In eerste instantie was dit vooral gericht op zeetrek (Camphuysen & van Dijk 1983), vanaf 1976 ook op landtrek. Vooral door de oprichting van de Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen (LWVT) nam het tellen van zichtbare landtrek een grote vlucht. De in totaal 23 miljoen getelde vogels tijdens ruim 67 000 teluren op 121 telposten in de periode 1976-93 leverden een schat aan gegevens op (LWVT & SOVON 2002).
      Sinds 2000 is een hernieuwde interesse voor landtrektellen te bespeuren. Mede door de stimulerende werking van het ontsluiten van actuele telresultaten via de website www.trektellen.nl (verder: trektellen.nl) wordt er inmiddels op meer posten geteld dan ooit. De nu beschikbare reeks telgegevens van landtrektellingen vanaf 1976 vormt in potentie een interessante bron om veranderingen in timing van de trek op het spoor te komen. Trektellingen bestrijken deels een ander scala aan soorten dan ringvangsten (waarbij het vooral gaat om zangvogels, waaronder veel nachttrekkers). De keerzijde is dat de uitvoering van trektellingen veel minder sterk is gestandaardiseerd, zeker bij de tegenwoordig uitgevoerde tellingen. In dit artikel wordt een eerste verkennende analyse gedaan van veranderingen in de timing van zichtbare landtrek over Nederland in de periode 1980-2006. Hierbij beperken we ons tot de najaarstrek, omdat hierover internationaal veel minder kennis bestaat dan over (veranderingen in) de voorjaarstrek (Knudsen et al. 2007). Bovendien is het aantal beschikbare tellingen, en vooral ook de spreiding van de telposten over het land, in het najaar beduidend groter dan in het voorjaar.

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 82.2 2009
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster