Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

BERGH LMJ VAN DEN, SPAANS AL & SWELM ND VAN (2002) Lijnopstellingen van windturbines geen barrière voor voedselvluchten van meeuwen en sterns in de broedtijd. LIMOSA 75 (1): 25-32.

Windparken kunnen voor langsvliegende vogels een barrière vormen, met als gevolg dat de vogels een omweg moeten maken. Tot nu toe is de barrière werking uitsluitend tijdens de trektijd en in de winter bestudeerd. Maar hoe reageren vogels in de broedtijd? In dit artikel wordt nagegaan wat de invloed is van twee lijnopstellingen van windturbines op de voedselvluchten van meeuwen en sterns tussen de broedkolonies op de Maasvlakte en de foerageergebieden op zee. De meeste vogels bleken de lijnopstellingen op windturbinehoogte te passeren zander zich iets van de turbines aan te trekken. Een onverwacht resultaat, omdat er buiten de broedtijd wei een duidelijke barrièrewerking van windparken voor vogels is aangetoond. Kennelijk zijn vogels in de broedtijd minder gevoelig voor verstoring door windturbines of wennen ze er sneller aan dan buiten deze periode.

De afgelopen decennia heeft windenergie in ons land een grote vlucht genomen, al is de doelstelling van de overheid voor het jaar 2000 (1000 MW aan geplaatst vermogen) bij lange na niet gehaald. Vanaf het begin is er gewezen op de potentiele gevaren van deze vorm van energieopwekking voor vogels en op de noodzaak voor nader onderzoek op dit punt (Buurma 1981, van Klinken 1981, Feenstra 1982). Dit heeft in de jaren tachtig en negentig geleid tot een reeks van onderzoekingen naar de hinder van windturbines voor vogels (overzicht in Spaans et al. 1999).
      Vogels kunnen op verschillende manieren hinder van windturbines ondervinden. In de eerste plaats kunnen zij tegen de rotorbladen of mast vliegen, of door het zog achter de turbines naar de grond worden geslagen, al dan niet met dodelijke afloop. Daarnaast kan door de aanwezigheid, de beweging of het geluid van de turbines verstoring en daarmee verlies of versnippering van het leefgebied optreden. Bij lange lijnopstellingen of grote clusters kan tevens een ernstige barrièrewerking van de turbines uitgaan, met als gevolg dat de vogels moeten omvliegen. Dit geldt zowel voor trek als voor lokale vliegbewegingen en zowel voor vogels boven land als voor vogels die boven open water vliegen (Winkelman 1992a-b, van der Winden et al. 1996, Spaans et al. 1998a, Tulp et al. 1999, Brauneis 2000, Poot et al. 2001). In extreme ge- Limosa 75 (2002): 25-32 vallen zou de omweg zo groot kunnen worden dat voedsel- of rustgebieden niet langer door de vogels kunnen worden benut.
      Tot nu toe is de barrièrewerking alleen tijdens de trektijd en in de winter bestudeerd. In dit artikel doen wij verslag van een onderzoek naar de mogelijke hinder van lijnopstellingen voor meeuwen en sterns die in het broedseizoen tussen kolonie en voedselgebieden heen weer vliegen.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 75.1 2002
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster