Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

BROUWER GA & TINBERGEN L (2002) De verspreiding der Kleine Zwanen, Cygnus b. bewickii Yarr., in de Zuiderzee, vóór en na de verzoeting. LIMOSA 75 (1): 2-12.

Om diverse redenen krijgt de Kleine Zwaan in Nederland meer aandacht dan de meeste andere vogelsoorten. Deze bijzondere belangstelling stamt al van voor de oorlog, getuige dit artikel uit 1939, dat verscheen in de twaalfde jaargang van Limosa. Ter gelegenheid van de 75e jaargang van Limosa wordt dit omvangrijke verhaal in een iets verkorte versie herplaatst, gevolgd door een tweede artikel dat de ontwikkelingen die de Kleine Zwaan sindsdien in Nederland heeft doorgemaakt beschrijft. Het artikel van Brouwer en Tinbergen is waarschijnlijk een van de bekendste en meest gebruikte uit de vooroorlogse jaargangen van Limosa. Tussen de vele taxonomisch getinte of anecdotische bijdragen had dit verhaal voor die periode een opvallend ecologische strekking. Door de brede opzet van het onderzoek en de uitvoerige beschrijvingen leent het zich uitstekend voor een vergelijking met de huidige situatie en leidt het tot een beter begrip van het functioneren van de ecosystemen in het IJsselmeergebiedTen Kate (1930) heeft er de aandacht op gevestigd, dat de Zuiderzee een belangrijke overwinteringsplaats is van de Kleine Zwaan, Cygnus b. bewickii Yarr. Deze soort, die ten Oosten van de Witte Zee broedt, heeft in West-Europa twee belangrijke overwinteringsgebieden: lerland (Ussher & Warren 1900) en Nederland. In lerland komt hij op vele aestuarien en zoetwatermeren langs de gehele westkust voor. In Nederland houdt hij zich buiten de Zuiderzee nergens lang en geregeld op, al vertoeven er ook enkele exemplaren voor langer of korter tijd op onze ondiepe meren (Zuidlaardermeer, Groote Meer bij Ossendrecht), rivieroevers (Biesbosch), overstroomde groenlanden, en op de Wadden (Noordkust van Groningen, Griend).
      De verzoeting van de Zuiderzee sinds de afsluiting in 1932, die de levensomstandigheden van zo vele organismen veranderde, heeft ook op de zwanen een invloed uitgeoefend. Toen wij bij toeval bemerkten, dat hun verspreidingsgebied veranderde, leek het ons van belang, deze verandering te volgen, om zodoende iets te weten te komen van de factoren, die de verspreiding van de zwanen bepalen. Onze aandacht werd op de verandering van het voorkomen gevestigd, toen in de winter van 1934 grote aantallen zwanen verschenen aan de Gelderse Zuiderzeekust bij Hoophuizen (figuur 1). V66r die tijd kwamen zij hier slechts sporadisch voar. Gedurende de jaren 19291937 waren wij in het einde van December steeds in de omgeving en noteerden de volgende aantallen geelbekkige zwanen:

1929: 27 Dec.: 4 stuks in zee, ten Oosten van Harderwijk 28 Dec.: 4 + 6 ZW, 30 ZW, invallend 29 Dec.: 28 + 10 ZW 1930: 3 waarnemingsdagen, negatief 1931: 3 waarnemingsdagen, slechts 30 Dec.: 4ZW 1932: 3 waarnemingsdagen, negatief 1933: 7 waarnemingsdagen, negatief; echter veel ijs voor de kust 1934: 5 waarnemingsdagen, dagelijks 200 voedselzoekend 1935: 3 waarnemingsdagen, dagelijks 100 a 500 voedselzoekend 1936: 4 waarnemingsdagen, dagelijks 800 a 1200 voedselzoekend 1937: 8 waarnemingsdagen, dagelijks 100 a 400 voedselzoekend

Nu is deze kuststrook onder invloed van de verzoeting sterk veranderd. V66r 1934 was de ondiepe oeverzone onbegroeid. In 1934 was hier voor het eerst een dichte begroeiing van waterplanten, in hoofdzaak Schedefonteinkruid Potamogeton pectinatus. Daar het ons bekend was, dat zwanen in hoofdzaak plantaardig voedsel eten, lag het voor de hand, een samenhang tussen de begroeiing en het verschijnen der zwanen te veronderstellen.
      Om dit verband tussen de begroeiing en het voorkomen der zwanen verder na te gaan, stelden wij ons in de jaren 1935-1937 zoveel mogelijk op de hoogte van de wijze van voedsel zoeken en van de aard van het voedsel en ook van de verspreiding van zwanen en begroeiing v66r en na de verzoeting.
      Wat het laatste betreft, voor een census over een gebied van de grootte van de Zuiderzee, zijn weinig vogelsoorten geschikter dan de zwanen. Doordat het uitgesproken kustvogels zijn, is hun voorkomen steeds vanaf de oever vast te stellen. Dank zij hun afmetingen en kleur zijn zij zelfs onder slechte waarnemingsomstandigheden (golvende zee, donker winterweer) nog op grote afstand te onderscheiden. Tenslotte is de bevolking meestal op de hoogte van hun voorkomen, omdat de jacht op zwanen nog pas weinige jaren verboden is.
      Bij de tellingen van zwanen ondervonden wij zeer veel hulp van de heren H. H. Buisman, B. van Koersveld, G. P. J. Schuyl, J. E. Sluiters en K. Wolff, terwijl Dr C. G. B. ten Kate en Dr G. Kruseman ons verplichtten door de mededeling van verschillende van hun gegevens. Waardevolle gegevens kwamen wij ook steeds van de bevolking te weten. Kleine Zwaan Cygnus bewickii

[gratis pdf] [english summary]



limosa 75.1 2002
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster