GERRITSEN G , GERRITSEN E & GOUTBEEK A (1999) Veel Dwergmeeuwen Larus minutus in het oostelijke Ijsselmeer in augustus 1998. LIMOSA 72 (2): 64-65.
Op 1 augustus 1998 maakten wij een vaartocht
van Zwolle naar Stavoren v. v. Op het traject Urk Stavoren
bleken grote aantallen Dwergmeeuwen
aanwezig te zijn. We telden in een strook van 500
m langs het schip alle Dwergmeeuwen. De aantallen
werden per minuut genoteerd. In combinatie
met de vaarsnelheid konden hierdoor dichtheden
worden berekend. De gevaren route was een rechte
lijn tussen de Ketelbrug en de scheepvaartboei
ST 1 bij Stavoren. De vaartijden op dit traject waren
llu30-13u37 (Ketelbrug-Stavoren) en 16u1618u23
(Stavoren-Ketelbrug). Daarvan werd gedurende
respectievelijk 32 en 80 minuten geteld,
overeenkomend met getelde oppervlakten van
resp. 4.8 en 11 km2. Op de heenweg was het IJsselmeer
spiegelglad waardoor optimaal waarnemen
mogelijk was. Op de terugweg stond er een
zwakke wind (3 Bf), waardoor er sprake was van
kleine golven.
Op de heenweg werden 532 Dwergmeeuwen
geteld; gemiddelde dichtheid 111 ex.1km2. Op de
terugweg werden 434 vogels geteld; gemiddeld 39
ex.1km2. Op de heenweg werden met name die delen
geteld waar op de terugweg de grootste dichtheden
aanwezig bleken. Daarnaast kunnen door
de golven op de terugweg Dwergmeeuwen die op
het water rustten voor een deel zijn gemist. De vogels
bleken niet gelijkmatig verspreid. Tussen
boei VZ 4 bij Stavoren en de Ketelbrug werden in
22 trajecten van 1.5 km x 0.5 km respectievelijk
de volgende aantallen geteld: 0, 1, 2, 0, 1, 4, 38,
14, 15,17,21,35,83,94,5,13,23,22,30,5,Oen
O. Ret maximum van 94 ex. (1251km2
) werd geteld
boven de Spaanderbank.alle Dwergmeeuwen
waren (on)volwassen; er werden geen juvenielen
waargenomen. Naar schatting foerageerde iets
meer dan de helft van de vogels; de rest rustte op
het water. De foeragerende vogels pikten insecten
van het wateroppervlak. Waarschijnlijk waren het
dansmuggen (Chironomidae), waarvan er duizenden
op het schip zaten.
In de literatuur vonden we drie boottellingen
van Dwergmeeuwen op het IJsselmeer rond 1 augustus:
2-5 augustus 1976, 8-12 augustus 1978
(Beintema et al. 1980) en 26 juli 1982 (Voslamber
1991). Bij deze drie tellingen werd over het gehele
IJsselmeer en Markermeer volgens dezelfde
route gekruist waarbij 366 km2 werd onderzocht
(20% van de totale oppervlakte van 1825 km2
).
Daarbij werden respectievelijk 185, 92 en 190
Dwergmeeuwen geteld. Dit levert gemiddelde
dichtheden op van respectievelijk 0.5, 0.3 en 0.5
ex.1km2.
Het is natuurlijk een hachelijke zaak om op
grond van onze telling van 976 ex. in 1998, gebaseerd
op minder dan 1% van het oppervlak, een
schatting te maken van het totale aantal op het
IJsselmeer/ Markermeer aanwezige Dwergmeeuwen.
Het lijkt ons echter niet onmogelijk dat het er meer zijn geweest dan de twee bekende maximumschattingen.
Beintema et at. (1980) kwamen
tot een schatting van 11000 vogels op basis van
een telling van 1355 exemplaren in oktober 1977.
Voslamber (1991) gaf een schatting van 10 00015
000 vogels op basis van tellingen van 4250 ex.
in november 1982 en 5250 ex. in januari 1983.
Bij deze roepen wij waarnemers op de komende
zomers Dwergmeeuwen te tellen op het IJsselmeer,
bijvoorbeeld vanaf recreatievaartuigen of
vanaf de veerboten tussen Enkhuizen en Stavoren
en Enkhuizen en Urk.
[gratis pdf] [english summary]
|