BIJLSMA RG (1999) Necrophagie bij Koolmezen Parus major. LIMOSA 72 (2): 65-66.
Het najaar van 1998 bracht een vrij goede oogst
van beukennootjes (code 4 op een schaal van 0-5).
Op de Bokkenleegte op Landgoed Berkenheuvel,
halverwege Doldersum en Diever, verzamelden
zich c. 150 Koolmezen vanwege de voorraad
nootjes in het kleine beukenbos aldaar. Het hoofdvoedsel
van de Koolmezen bestond uit beukennootjes,
enigszins aangevuld met insecten en spinnen.
Deze situatie bleef ongewijzigd tot de eerste
decade van februari 1999, ondanks de kwakkelende
weersomstandigheden. Vanaf 11 februari viel
er een pak sneeuw dat al snel 10-15 cm dik was.
Door matige vorst en opdooi raakte de bovenlaag
dusdanig bevroren dat het voor Koolmezen nagenoeg
onmogelijk werd zich door de sneeuwlaag
heen te werken naar de er onder liggende beuken-
Limosa 72 (1999) 2
nootjes. Alleen waar Merels Turdus merula en
Reeen Capreolus capreoIus gaten in de sneeuw
hadden gemaakt, konden Koolmezen profiteren
van het voedsel op de grond.
Op 12 februari ontdekte ik om 8u15 een vrouwtje
Koolmees dat aan de kop en de rug van een stijf
bevroren Koolmees zat te pikken. De dode Koolmees
was een raamslachtoffer en lag tussen de
spijlen van een bank voor mijn raam. De volgende
dag deed een mannetje Koolmees hetzelfde; ditmaal
was de dode Koolmees half ontdooid in het
winterzonnetje en was hij op de grand gevallen.
Ais een bezetene pikte de Koolmees gedurende
een kwartier minieme stukjes vlees uit de rug van
de dode vogel. De rest van de dag werd het lijkje
met rust gelaten. Op 14 februari was de situatie
sterk veranderd. Twee Koolmezen, een mannetje
en een vrouwtje, waren van 9u05 tot kort na 13uOO
met tussenpozen bezig de dode Koolmees geheel
kaal te pikken. Het mannetje was dominant en verjoeg
het vrouwtje wanneer ze te dichtbij kwam. Ze
was vermoedelijk zijn partner, gezien het gezamenlijk
optrekken buiten de eetsessies om. Er
werd nooit langer dan zes minuten aan een stuk
aan het lijk gepikt. Zevenmaal werd gedurende
een minuut de pikfrequentie bijgehouden. Dit leverde
een gemiddelde van 23.1 slikbewegingen
per minuut op (SD = 10.8, spreiding 11-41 hapjes/
minuut). Elk hapje bevatte een bijna onzichtbaar
stukje vlees. De dode Koolmees was rond het
middaguur dusdanig gestript, dat er nadien niet
meer door Koolmezen van werd gegeten. Het gevleugelde
skelet werd in de nacht van 14 op 15 februari
door een Vos Vulpes vulpes opgegeten.
Uit de voormalige Sovjet-Unie is bekend dat
Koolmezen vogels in mistnetten doden en er de
ogen en hersenen van consumeren (Kozyukov in
Cramp & Perrins 1993). In mijn geval werd echter
het lijk van een soortgenoot volledig gestript van
vleesresten. Het is twijfelachtig of alleen de tijdelijke
onbereikbaarheid van beukennootjes door
een sneeuwdek aanleiding was deze voedselbron
aan te boren. De conditie van de Koolmezen rand
mijn huis, gemeten aan de hand van gewicht (1719
gram) en vetvoorraad (vetscore 0), gaf tijdens
de vorst- en sneeuwperiode geen negatieve verandering
te zien. Speelde schaarste aan insecten en
spinnen misschien een rol (kwakkelwinter!),
waardoor de protei'ne-behoefte uit andere bronnen
moest worden aangevuld?
[gratis pdf] [english summary]
|