PIERSMA T,JUKEMA J & RAMENOFSKY M, (1997) Onvoorspelbaarheid, lange afstandstrek, en de stress-hormonen van Rosse Grutto Limosa haemastica. LIMOSA 70 (1): 34-35.
Kleine dieren zoals vogels zijn aan de elementen overgeleverd.
Zowel hun energie-uitgaven als hun voedsel
worden sterk beïnvloed door factoren als weer en wind.
Zelfs het KNMI in De Bilt, een instituut vol knappe koppen
en rekenvoorzieningen en verbonden met een wijd
vertakt systeem van meetinstrumenten, is nogal slecht in
staat om de weersomstandigheden over een paar dagen
te voorspellen. Zulke vormen van onvoorspelbaarheid
zijn misschien weI het grootst voor trekvogels die grote
afstanden afleggen. Tijdens de trek vliegen zij in de loop
van enkele dagen compleet andere klimaatzones binnen.
Als een Rosse Grutto Limosa lapponica op 1 juni Texel
verlaat voor een directe vlucht naar het Taimyr schiereiland,
kan hij (of zij) onmogelijk weten of de wind onderweg
een beetje mee zal zitten, of hij in slecht weer op
barre sneeuwvlaktes terecht zal komen, of dat z'n broedgebied
al aangenaam uit de sneeuw is. Zo'n vogel kan
zich alleen in algemene zin op de komende gebeurtenissen
voorbereiden, bijvoorbeeld door voldoende
vetreserves bij zich te hebben bij aankomst op de toendra.
Bij het snel en op een goede manier inspelen op plotselinge
en vaak negatieve omgevingsveranderingen lijkt
bij vogels ten minste een hormoon een heel belangrijke
rol te spelen, het stress-hormoon corticosteron. Corticosteron
(bij zoogdieren heet ongeveer hetzelfde stresshormoon
cortisol) wordt in de bijnierschors gemaakt nadat
in de hersenen 'tussen-hormonen' zijn aangemaakt
die via de bloedbaan de bijnierschors tot productie aanzetten.
Bij het ondergaan van stress duurt het daarom
enige tijd voor het gehalte aan corticosteron stijgt. Dit in
tegenstelling tot het andere stress-hormoon adrenaline,
dat door het bijniermerg wordt vrijgemaakt. Het bijniermerg
wordt direct via het zenuwstelsel aangestuurd vanuit
de hersenen en geeft een hele snelle maar ook kortdurende
reactie, zowel bij zoogdieren als bij vogels.
Het stress-hormoon corticosteron blijft dus langer
werkzaam dan adrenaline en beide hormonen hebben
een hele reeks van geestelijke en lichamelijke effecten.
Ze leiden tot een verhoogde alertheid, een grotere bereidheid
om te reageren op prikkels uit de omgeving en
ze zorgen er voor dat de suikerspiegel van het bloed
stijgt. Bloedsuikers zijn gemakkelijk te 'verbranden' bij
plotselinge activiteiten. Sommige auteurs suggereren
dat bij vogels corticosteron er ook voor zou kunnen zorgen
dat ze harder gaan eten zodat ze sneller opvetten.
Een hoger corticosteron-gehalte leidt soms tot een hoger
energieverbruik.
De laatste jaren is er in onderzoeksgroepen in Amerika
en Duitsland die gespecialiseerd zijn in de hormoonhuishouding
van vogels veel belangstelling ontstaan
voor de rol die corticosteron speelt bij lange afstandstrek
(o.a. Gwinner et al. 1992, Wingfield et al. 1995, Wingfield
& Ramenofsky 1996). Is een verhoogd corticosteron-
gehalte mede verantwoordelijk voor de aanzienlijke
eiwit-afbraak die tijdens de lange intercontinentale trekvluchten
optreedt? Speelt corticosteron een rol bij het
opvetten? Hoe reageren trekvogels op de verhoogde onvoorspelbaarheid
van hun omgeving tijdens de trek, en
speelt corticosteron een rol bij het op een juiste manier
reageren op deze snelle veranderingen?
De trek en de lichamelijke veranderingen van Rosse
Grutto's die vanuit West-Afrika via de Waddenzee naar
toendragebieden in centraal Siberie vliegen zijn door
ons onderzoek in de overwinterings- en doortrekgebieden
goed beschreven (piersma & Jukema 1990, 1993,
Jukema & Piersma 1993). Het bleek dat niet alleen de
hoeveelheden vet maar ook de grootte van spieren en organen
tijdens de trek drastisch veranderen, dat vette
vroege vogels beter in staat zijn om naar een mooi zomerkleed
te ruien dan magere late individuen en dat
mannetjes en vrouwtjes, hoewel ze nogal van grootte
verschillen, zo'n beetje dezelfde veranderingen ondergaan.
Door het verdwijnen van emelten uit de graslanden
van de Paesenserpolder werd het daar heel moeilijk
om met een wilsternet nog Rosse Grutto's tijdens de doortrek in mei te vangen, maar vanaf 1989 zijn we tame1ijk
succesvol op Texel doorgegaan met het onderzoek.
Door intemationale samenwerking werd het ook
mogelijk om de hormoonhuishouding tijdens de opvetperiode
en andere fysiologische aspecten van Rosse
Grutto's in de Waddenzee in het onderzoek te betrekken
(Ramenofsky et al. 1995, Piersma et al. 1996).
Om de hoeveelheid corticosteron in het bloed van
Rosse Grutto's te bepalen worden er onmiddellijk na
vangst een aantal kleine capillairen gevuld met een paar
druppels bloed uit een ader van de ondervleugel. In een
soort centrifuge worden vervolgens de rode en witte
bloedcellen van het plasma gescheiden. Het plasma
wordt ingevroren en in Seattle met gespecialiseerde methoden
geanalyseerd. Uit bloedmonsters die we voor het
eerst in 1989 verzamelden bleek dat het corticosterongehalte
van magere, net aangekomen Rosse Grutto's erg
hoog was. Tijdens de opvet periode, wanneer de vogels
5-8 gram per dag in gewicht toenemen, was het corticosteron-
gehalte lager, maar eind mei, net voor de wegtrek
naar de broedgebieden, hadden de dan zware vogels
weer hogere gehaltes. Juveniele Rosse Grutto's die op
dezelfde dag werden gevangen en niet aan de trek deelnamen
hadden veel lagere corticosteron-gehaltes dan de
volwassen trekkers. Uit dit eerste onderzoek kwam dus
naar voren dat zowel de lichtste (net aangekomen) als de
zwaarste (bijna vertrekkende) vogels sterk verhoogde
corticosteron-spiegels hadden.
Speelt corticosteron dan vooral een rol tijdens de lange
vliegtochten en niet of nauwelijks tijdens het opvetten?
Daar hadden de hormoon-specialisten wei wat
moeite mee en dus hebben we in 1995 en 1996 opnieuw
intensief de Rosse Grutto's bemonsterd om te kijken of
we de gevonden patronen konden bevestigen met meer
en betere metingen. Het 'betere' bestond er uit dat er nu
scherp werd gelet op de tijd die verliep na het vangen
van de vogel. Een gevangen vogel komt vanzelfsprekend
in een voor hem zeer stressvolle situatie terecht en
begint al na een paar minuten met een verhoogde productie
van corticosteron. Door op gezette tijden binnen
een uur na vangst een paar druppels bloed te verzamelen
kunnen we dit yang-effect in de beschouwing meenemen.
De eerste nieuwe resultaten bevestigen onze eerdere
gegevens. Net aangekomen Rosse Grutto's en vogels
die op het punt staan naar de toendra af te reizen hebben
verhoogde corticosteron-gehaltes. Een vogel waarbij het
tijdens de eerste vier minuten na vangst genomen bloedmonster
veel corticosteron bevatte, had na een uur n6g
veel meer.
Dit wat tegenstrijdige resultaat dat zowel hele lichte
als hele zware Rosse Grutto's verhoogde corticosteronspiegels
hebben, heeft bij ons tot de veronderstelling geleid
dat corticosteron vooral te maken heeft met een adequate
reactie op plotselinge omgevingsveranderingen.
Een Rosse Grutto die begin mei het Waddengebied vanuit
Afrika binnenvliegt weet niet of hij op Texel veel of
weinig emelten zal aantreffen, en of er op het wad veel
of weinig Zeeduizendpoten en Nonnetjes zijn, laat staan
dat hij de beste plekken kent. Met een 'voorgeprogrammeerd'
verhoogd corticosteron-gehalte hebben Rosse
Grutto's in ieder geval de alertheid en flexibiliteit om
die goede plekken snel te vinden, ook al maken zij daarbij
energetisch gezien wat hogere kosten. Hetzelfde
geldt voor de wegtrek naar de Siberische Arctis. De Rosse
Grutto' s moeten juist dan in staat zijn om snel op een
veelheid van onvoorspelbare omstandigheden te reageren
en ze doen er dan wellicht goed aan de corticosteronspiegel
te verhogen. We proberen de hypothese over de
nauwe link tussen ecologische voorspelbaarheid en de
functie van corticosteron nu verder uit te werken met
metingen aan Rosse Grutto's die door hun eigen eigenschappen
(ruistatus, timing, gewicht) aan een verschillende
mate van onvoorspe1baarheid b100t staan, bijvoorbeeld
door ondergeschikte individuen met weinig
zomerkleed, die op onvoorspelbare momenten van de
goede voedselplekken worden verdreven, te vergelijken
met dominante soortgenoten. Ook gaan we proberen om
met Kanoetstrandlopers Calidris canutus foerageerexperimenten
in de grote wadkooien van het NIOZ op
Texel te doen. Hier kunnen we de omstandigheden zelf
laten variëren en tegelijkertijd metingen verrichten aan
veranderende hormoonspiegels.
[gratis pdf] [english summary]
|