HALFWERK W (2010) Samenvattingen themadag Mezenwerk: 'Past de Koolmees zijn zang aan verkeerslawaai aan, en wat levert dat op?'. LIMOSA 83 (2): 87-87.
De wereld verstedelijkt in een rap tempo
en één van de gevolgen daarvan is
dat zij steeds lawaaieriger wordt. De
resterende natuurlijke gebieden krijgen
ook meer en meer te maken met
lawaai, afkomstig van het verkeer dat
gebruik maakt van de (snel)wegen die
de groeiende steden verbinden. Dit
geeft problemen voor de meeste zangvogels
aangezien zij moeten zingen om
een potentiële partner te lokken of rivaliserende
buren buiten hun territorium
te houden. Zangvogels zullen er
dus voor moeten zorgen dat hun lied
gehoord blijft worden om succesvol tot
broeden te komen.
De vraag is dus hoe vogels hun zang
aan verkeerslawaai aanpassen en of dit
voldoende is om verlies van voortplantingssucces
te voorkomen. De Kool -
mees staat binnen dit onderzoek centraal
aangezien we weten dat deze
soort hoger zingt in lawaaiige territoria
en zo uitkomt boven het verkeerslawaai
dat vooral laag in frequentie is.
Het is echter niet duidelijk of we hier te
maken hebben met een causaal verband
omdat bijvoorbeeld op lawaaiige
plekken ook vaak lantarenpalen staan
en we weten dat licht van grote invloed
kan zijn op het zanggedrag van vogels.
Door middel van experimenten toon
ik aan dat Koolmezen hun zang aanpassen
als ze aan verkeerslawaai worden
blootgesteld. Ze lijken daarbij de simpele
regel te hanteren om lagere liedjes
korter te zingen dan hogere liedjes.
Daarnaast laat ik zien dat als je een zingende
Koolmees blootstelt aan 'omgekeerd'
verkeerslawaai, dat hoog in frequentie
is, ze juist de hogere liedjes
minder gebruiken. Dit lijkt een efficiënt
mechanisme om te ontsnappen aan
het maskerende effect van lawaai, maar
de vraag is hoe kostbaar het is om je
zang aan te passen. We weten dat bij
sommige vogelsoorten de vrouwtjes
juist de voorkeur geven aan lage liedjes
omdat dit aangeeft hoe competitief
een zingende man is.
Zijn Koolmezen voldoende aangepast
om nog even veel nakomelingen
krijgen op een lawaaiige plek? Het kan
zijn dat hoger zingen minder aantrekkelijk
is. Het kan ook zijn dat Koolmezen
nog niet hoog genoeg zingen of door
andere oorzaken alsnog hinder ondervinden
van het lawaai. Tijdens een studie
in een nestkastpopulatie langs een
snelweg, waar we het lawaainiveau
hebben gerelateerd aan het broedsucces,
waarbij broedende Koolmezen gedurende
de eilegfase werden blootgesteld
aan lawaai in de nestkast. In deze
fase verblijven vrouwtjes een groot
deel van de tijd in de kast, van waaruit
zij veelvuldig met hun man communiceren.
De resultaten zijn niet eenduidig.
De lawaai blootstelling lijkt weinig effect
te hebben op het broedgedrag van
vrouwen, maar tegelijkertijd zien we
dat de mannen dichterbij gaan zitten
zingen om het verlies als gevolg van lawaaimaskering
te compenseren.
vonden we dat Koolmezen op lawaaiige
plekken gemiddeld minder eieren
leggen. Daarnaast heb ik een
grootschalig experiment uitgevoerd
[gratis pdf] [english summary]
|