(2003) Samenvattingen lezingen Landelijke Dag 2002. LIMOSA 76 (2): 79-84.
Samenvattingen lezingen Landelijke Dag
2002
Op 30 november 2002 werd in De Vereeniging
te Nijmegen de Landelijke Dag van SOVON en
NOU gehouden. De lezingen stonden in het teken
van de nieuwe Atlas van de Nederlandse
broedvogels, die tijdens deze dag werd gepresenteerd.
Van de eerste naar de tweede Atlas
Jan-Willem Vergeer en Ray Teixera (Sovon Vogelonderzoek
Nederland)
Op 30 november is de (nieuwe) Atlas van de
Nederlandse Broedvogels verschenen: hét
nieuwe boek van en voor vogelend Nederland
en een waardig opvolger van de eerste Nederlandse
broedvogelatlas. In dit verhaal schetsten
de projectcoördinatoren van het eerste en het
tweede Nederlandse Atlasproject voor broedvogels
de opkomst van het vogelverspreidingsonderzoek
in Nederland, dat nu pakweg een
eeuw oud is en in die tijd is veranderd van anekdotisch
en kwalitatief naar systematisch en
kwantitatief.
Er zijn een aantal voorbeelden getoond van
soorten waarvan al voor het eerste atlasproject
landelijke verspreidingskaarten verschenen. Uiteraard
werd vooral stilgestaan bij de twee atlasprojecten,
waarbij zowel de aanpak als de
resultaten met elkaar werden vergeleken. Daarbij
werd onder meer het kwantitatieve aspect
van de nieuwe Atlas belicht.
Daarna zijn een aantal soorten eruit gelicht,
waarbij in een kwart eeuw tijd opmerkelijke ontwikkelingen
in aantallen en/of verspreiding optraden.
Ook namen we de ontwikkelingen op het
niveau van habitats onder de loep. Deze ontwikkelingen
zijn geschetst tegen de achtergrond
van belangrijke veranderingen in grondgebruik,
milieuvariabelen, planologische ontwikkelingen
en de opkomst van natuurontwikkeling. Er is gekeken
welke veranderingen te verwachten waren
op de Rode Lijst, die, zoals duidelijk uit de
gegevens blijkt, aan revisie toe is. Tot slot is kort
ingegaan op het belang van atlasprojecten en is
de eminente rol van de vrijwilligers in de totstandkoming
van de atlas gememoreerd.
Macht en magie van kaarten
Eric Wanders (Vogelbescherming Nederland)
Nog geen tweeduizend jaar geleden vormden
laagveenmoerassen tussen de kustduinen en
de hogere zandgronden in de Lage Landen een
vrijwel aaneengesloten moerasgebied. Met geologische
en ecologische kennis en verbeelding
kunnen wij nu het landschap van het toenmalige
Nederland reconstrueren en invullen met
vogelsoorten. Uit de oudste kaarten spreekt ook
magie: in de vroege Middeleeuwen waren verre
oorden vooral een bron van fabels en fantastische
vertellingen. In onze Gouden Eeuw nam
de kaartenmakerij in de Nederlanden een hoge
vlucht. Cartografie werd een gerespecteerd vak
en kaarten een machtsmiddel voor veldheren
en de regerende klasse. Nog steeds worden topografische
kaarten in veel landen beschouwd
als staatsgeheim en zijn ze nauwelijks vrij verkrijgbaar.
In de twintigste eeuw legden biogeografen de
kennis over de verspreiding van vogels in kaarten
vast. De beroemde atlas van de dit jaar
overleden professor Karel Voous gaf voor het
eerst een compleet overzicht van de wereldverspreiding
van alle Europese vogels. Jarenlange
exploratie door ontdekkingsreizigers en veldornithologen
lagen hieraan ten grondslag. Door
een combinatie van kennis over de ecologie van
vogels en veel verbeelding konden theorieën
worden opgesteld over soortvorming en met name
de invloed van ijstijden hierop.
Door technologische ontwikkelingen kunnen
nu met ongekende precisie individuele bewegingen
van vogels worden gevolgd. Door deze
bewegingen op kaarten te vergelijken met informatie
over voedsel kunnen ook verklaringen
worden gevonden. Zoals de relatie tussen
sprinkhanenplagen en het voorkomen van ooievaars
in de Sahel, of concentraties van vissersschepen
in relatie tot de verspreiding van zeevogels.
Hierbij worden ook de gevaren duidelijk,
zoals elektriciteitsleidingen langs de trekroute
van ooievaars en kilometers lange lijnen met vishaken
(longlining) voor voedselzoekende albatrossen.
Zelfs in Nederland valt nog steeds wat te ontdekken.
Met gebiedsdekkende tellingen door
vrijwillige vogelaars kunnen gedetailleerde verspreidingspatronen
zichtbaar worden gemaakt. Door deze te combineren met informatie over
landschap en landgebruik kunnen ook oorzakelijke
verbanden worden gelegd, niet alleen over
het heden maar ook over de veranderingen in
de laatste 25 jaar. De nieuwe broedvogelatlas
laat zien dat de intensivering in de landbouw de
teloorgang van veel vogelsoorten heeft veroorzaakt.
Vogeltellingen zijn ook gebruikt voor het
aantonen van het internationale belang van gebieden
in Nederland. Dit gebeurt met behulp
van exotische termen zoals IBA's (belangrijke
vogelgebieden) en SPEC's (bedreigde vogelsoorten).
Deze tellingen dragen daardoor ook
bij aan de vorming van het Europese netwerk
van natuurgebieden, Natura 2000. Bovendien
kunnen nieuwe tellingen, in de woorden van de
Europese wetgeving, gebruikt worden als toetssteen
voor de 'gunstige staat van instandhouding'
van vogelrichtlijngebieden.
Het Nederlandse landschap is intussen veranderd
van een eindeloos, ondoordringbaar
moeras in een halfwoestijn van gras en steen
met daar tussen wat stukken wetland. Met de
nieuwe Broedvogelatlas en de EG-vogelrichtlijngebieden
hebben we een krachtig middel
gekregen om de verdere teloorgang van de natuur
af te remmen of misschien zelfs tot staan te
brengen. De hulp van vrijwillige vogeltellers blijft
hierbij van groot belang om de informatie actueel
te houden en het resultaat van beleid en beheer
te toetsen. De magie van kaarten is veranderd
in macht en fabels en vertellingen zijn
verleden tijd.
Vogelatlas van Ordesa (Spanje): zweten in de hoge Pyreneeën
Kees Woutersen (Natura Aragon)
Rond de hoogste toppen van de Spaanse Pyreneeën
ligt het Nationale Park van Ordesa en
Monte Perdido (15 608 ha). Hoewel het een
van de bekendste natuurparken van Spanje is,
en er veel vogelaars komen op zoek naar Lammergieren
Gypaetus barbatus, Sneeuwvinken
Montifringilla nivalis, Rotskruipers Tichodroma
muraria enzovoorts, was er nog nooit een
vogelinventarisatie uitgevoerd. Er bestond
zelfs niet een simpele lijst van de vogels die er
voorkomen. Dit is niet zo verbazingwekkend
als je het landschap en het klimaat in ogenschouw
neemt: kilometerslange rotswanden tot
400 meter hoog, geen wegen en nauwelijks
paden en dan een bergklimaat dat het park in
de winter feitelijk ontoegankelijk maakt.
Mijn medeauteur Manolo Grasa en ik hebben
vanuit zijn woonplaats Torla die indrukwekkende
rotsklompen, besneeuwde pieken en bossen
jarenlang bekeken en in 1994 besloten we een
broedvogelkartering uit te voeren op basis van
1 x 1 km blokken. Veel hulp konden we in dit
ontvolkte en vogelaar-arme gebied niet verwachten
dus we wisten dat we bijna al het veldwerk
zelf moesten doen. Acht jaar dachten we
bezig te zijn, en dat is uitgekomen. Belangrijk
was dat we veel paadjes kenden die niet op de
kaarten staan, dat we gebruik konden maken
van herdershutjes om in het hooggebergte te
slapen en dat Manolo een auto met vierwielaandrijving
heeft én een sleutel voor de hekken van
enkele bergpaden zodat we niet altijd eerst 4-5
uur met volle bepakking hoefden te lopen om in
het hooggebergte te komen. Vele dagen hebben
we daar rondgezworven, vaak zonder iemand
tegen te komen.
Wat heeft dit nu allemaal opgeleverd? Mooie
verspreidingskaarten, een aantalschatting van
de broedvogels en een lijst van alle waargenomen
vogelsoorten: 130. Er zijn drie paar Lammergieren
geregistreerd en op een voerplaats
zijn tot maximaal 33 verschillende individuen op
een dag gezien. Dichtheden van hooggebergtevogels
zijn zeer hoog. De Sneeuwvink broedt
boven de 2 180 meter met totaal 150 -250 paren.
Er zijn 40-50 paren Rotskruipers, de laagste
zit op 1 900 meter. Talrijker zijn de Alpenheggenmus
Prunella collaris met 400-600 paren en
de Citroenvink Serinus citrinella die met 200-
300 paren in losse kolonies bij de boomgrens
broedt. De populaties van Alpenkauw Pyrrhocorax
graculus (350-550 paren) en Alpenkraai P.
pyrrhocorax (300-400 paren) behoren tot de
grootste van Spanje.
Waar moet deze vogelatlas toe leiden? De directie
van het park is niet zo geïnteresseerd als
je als Nederlander zou verwachten. De ecologistas,
de natuurliefhebbers en milieubeschermers
zijn dat echter wel. Het boek wordt ingezet
bij het initiatief om het Park uit te breiden. Voor
Nederlandse begrippen is het groot, maar toch
is de oppervlakte van Ordesa en Monte Perdido
te klein om representatieve en gezonde populaties
vogels en andere dieren en planten te herbergen
die de toenemende druk van het toerisme
kunnen weerstaan.
Wat leren ons de kaarten in de Gelderse Poort?
Johan Bekhuis (Stichting Ark)
Generaties vogelaars hebben in het rivierenlandschap
van de Gelderse Poort hun voetsporen
liggen en een overstelpende hoeveelheid
stippenkaarten en tabellen nagelaten. Alleen
met een kruiwagen vol sponsorgelden viel aan
uitwerken te denken. De lokale vogelwerkgroepen
en natuurorganisaties hebben samen met
Sovon deze uitdaging opgepakt. Nu ligt een serie
publicaties op de plank die een duidelijk
beeld schetsen van de recente landschaps- en
vogelhistorie. De vogelgegevens krijgen vooral
dimensie als ze in verband worden gebracht
met landschapsingrepen, grondgebruik, waterkwaliteit
en grondwaterstand. Het lijkt op het
eerste gezicht verrassend hoe snel de veranderingen
in de vogelwereld zijn verlopen, maar het
is eigenlijk wel logisch als je ziet hoe de veranderingen
in grondgebruik en waterbeheer om
zich heen hebben gegrepen. De ene vogelsoort
stelt zich in dit krachtenspel kritischer op dan de
andere. Sommige niches verdwijnen, nieuwe
verschijnen. Bij elke situatie kristalliseert een andere
vogelgemeenschap uit. De weidevogelsituatie
illustreert dit treffend door van het kemphaan-
tot het grauwe ganzentijdperk achter de
agrarische ontwikkelingen aan te hollen.
Sleutelbegrippen die telkens in de analyse
boven komen drijven zijn "uitschakeling van na tuurlijke processen" en "uitbanning van dynamiek".
In het cultuurland ging de grootschalige
intensivering gepaard met een toenemende
controle over de grondwaterdynamiek. De natuurgebieden
kregen daar uiteraard hun portie
van mee. Daarnaast werden de natuurlijke processen
steeds meer gekneveld. Juist de vogels
die een sterk afhankelijk zijn van natuurlijke dynamiek
en de processen die de vegetatiesuccessie
onderbreken, zitten alarmerend in de
knel. De broedvogels van het waterriet illustreren
dat goed.
Hoe nu verder? Het traditionele partnerschap
tussen natuur en landbouw, waarbij de eerstgenoemde
in een steeds afhankelijker positie is
geraakt, biedt weinig toekomstperspectief. In
de Gelderse Poort is naar nieuwe partnerschappen
gezocht die een sterkere maatschappelijke
fundering onder de natuur kunnen leggen.
Dat zijn enerzijds de baksteenindustrie en het rivierbeheer
en anderzijds de natuurrecreatie.
Kleiwinning betekent voor de ene partner
grondstofvoorziening, de ander noemt het
natuurontwikkeling, terwijl Rijkswaterstaat het in
de eerste plaats als een rivierverruimende
maatregel ziet. Vele kanten van dezelfde medaille,
die voor het natuurherstel en de vogels
interessant uitpakt. Tegelijk is gepoogd om de
publieke belangstelling voor deze grote landschappelijke
ingrepen aan te wakkeren. De natuurrecreatie
is bezig een nieuwe band te smeden
tussen de natuurgebieden en de lokale
gemeenschap. Ook de landbouwsector kijkt belangstellend
naar de natuurrecreatie en probeert
aansluiting te vinden bij de nieuwe maatschappelijke
trends.
Schone maagd en drakenvlieg ineen: de paradox van de libel
Robert Ketelaar (Vlinderstichting)
Stel je eens voor: twee jaar worstel je als onooglijke
bruingrijze larve over de bodem van Neerlands
troebele wateren. Het leven kent weinig
verrassingen. Elke dag is het zaak de juiste hoeveelheid
vlokreeften en watervlooien te pakken
te krijgen. Je hoeft je geen zorgen te maken
over een opzwellend buikje: als de huid strak
komt te staan ontdoe je je ervan en groei je verder
in de volgende huid. Op je hoede beweeg je
je in het halfduistere water. Elk moment kan er
een Dodaars Tachybaptus ruficollis of Voorn
opduiken om zijn lunch te incasseren. Na twee
jaar ben je oud en wijs genoeg om uit het water
te kruipen en je ware gedaante te laten zien: een Gewone Oeverlibel Orthetrum cancellatum.
Nog wel even oppassen voor de Witte Kwikstaarten
Motacilla alba langs de oever. Dan
komt het er op aan. Je mag je tegoed doen aan
een overdaad aan eten en seks. Maar je moet er
wel voor knokken. En dan nog. De meeste mannetjes
blijven maagd en de meeste vrouwtjes
zijn constant op de vlucht voor opdringerige
mannetjes. Sterven doe je eenzaam.
Maar mensen vinden je mooi. Je bent indicator.
Je staat afgebeeld in veldgidsen. Je hebt
een naam. Je bent iemand. Als je geluk hebt sta
je op een dia. En wordt je vertoond op de landelijke
dag. Ben je hoofdrolspeler in een lezing
over jouw familie. Schaamteloos sta je op de
plaat. Parend, vechtend, slapend, eiafzettend.
Oplettend staar je naar een zaal vol met vogelaars.
Ineens ben je een rode draad. Van de
ecologie van de libel tot het gebruik van kennis
over jou in het natuurbeheer. Dat er een atlas is
verschenen. En ook nog eens hoe ze jou het
beste kunnen observeren en er een naam aan
kunnen geven. Kortom, je wordt geëxploiteerd.
Stel je eens voor.
Van tellingen naar verspreidingsbeelden, wat hebben we in de trukendoos?
Ruud Foppen (Sovon Vogelonderzoek Nederland)
De Atlas heeft als eerste doel om voor alle Nederlandse
broedvogels verspreidingsbeelden
te presenteren en een vergelijking te trekken
met het verleden. Natuurlijk is daarbij de vraag
wat de oorzaken zijn van de geconstateerde
verspreidingsbeelden en de veranderingen
daarin. In de soortteksten vindt u daarvoor vele
aanknopingspunten en worden heel wat biologische
theorieën bedacht en getoetst. Van grote
waarde is dat we het gegevensmateriaal uit het
Atlasproject in de komende tijd inzetten voor allerlei
onderzoeksvragen die breder zijn dan alleen
de verspreiding van broedvogelsoorten.
Een aantal voorbeelden hebben we de revue laten
passeren.
Als eerste kunnen door het koppelen van de
relatieve dichtheidskaarten aan de gegevens uit
het Broedvogel Monitoring Project goede schattingen
worden gemaakt van populatiegroottes
en de verdeling daarvan over regio's. We hebben
laten zien hoe dit kan worden ingezet om
onze trends voor broedvogels te corrigeren.
De tellingen die ten grondslag liggen aan de
verspreidingsbeelden blijken zeer waardevol
als onderzoeksmateriaal. Het bestand met turflijsten
in kilometerhokken is uniek omdat het geheel
Nederland beslaat, geen 'vooringenomenheid'
vertoont, dus representatief is en voor alle
soorten hetzelfde materiaal oplevert. Daarnaast
biedt de vergelijking op atlasblok belangrijk
materiaal, zeker als je dat voor alle soorten gecombineerd
kunt doen. De gegevens worden
dan ook al gretig gebruikt voor allerlei onderzoeksvragen.
Een eerste voorbeeld heeft betrekking
op een bewerking van het materiaal om
een beter beeld te krijgen van de samenhang
tussen vogelaantallen en biotopen en landschappen.
We leveren daarmee onder meer
een bijdrage aan het ontwikkelen van een Bird
Avoidance Model voor de Koninklijke Luchtmacht
om zodoende aanvaringsrisico's met
vliegverkeer te minimaliseren.
In opdracht van de Dienst Weg- en Waterbouw
van Rijkswaterstaat hebben we zowel de
veranderingskaarten van de Atlas als het bestand
met de kilometerhokgegevens geanalyseerd.
Dit om een antwoord te geven op de
vraag hoe ons hoofdwegennet de verspreiding
en populaties van broedvogels beïnvloedt. De
resultaten zijn verrassend en tonen bovendien
aan dat het materiaal geschikt is voor analyses
op landelijke schaal. Mogelijke toepassingen
zijn er ook voor het weidevogelwerk, bijvoorbeeld
met betrekking tot het verklaren van landschapsinvloeden
en predatierisico's in agrarisch
gebied.
De GIS-technologie die voor het project is
toegepast maakt het mogelijk om veel nauwkeuriger
verspreiding in beeld te brengen. Het
voordeel van deze technieken is niet alleen gebonden
aan het Atlasproject. Als voorbeeld
wordt voor een aantal soorten een vergelijking
gepresenteerd van de relatieve dichtheden in
de broedperiode met die van de winterperiode.
Daarbij is voor de winterverspreiding gebruik
gemaakt van de het bestand met de Punt Transekt
Tellingen van Sovon.
Gesteld kan worden dat het Atlasproject voor
het onderzoek naar allerlei ontwikkelingen van
soorten op nationale schaal van groot belang
zal zijn in de komende jaren. In ieder geval is
het voor ons Sovon-ers een dankbare inspiratiebron
voor onderzoeksvragen en projecten,
maar naar we hopen ook voor veel mensen
daarbuiten.
Het atlasverhaal in Vlaanderen: organisatie en voorlopige resultaten van de zuiderburen
Glenn Vermeersch (Instituut voor Natuurbehoud)
Net als in Nederland is men ook in Vlaanderen
hard aan het werk aan een nieuwe broedvogelatlas.
Terwijl het Nederlandse boek nu in de
rekken ligt, is het nog wel even wachten voor
dat ook voor het Vlaamse boek het geval zal
zijn. Het inventarisatiejaar 2002 vormt het sluitstuk
van een drie jaar lopende campagne waarbij
in totaal 1200 vrijwilligers betrokken waren.
Hoewel de schrijffase van het boek nog maar
net is gestart, is de database al wel bijna volledig
in orde waardoor we toch al heel wat recente
informatie kunnen tonen.
De gehanteerde methode in Vlaanderen was
identiek aan die in Nederland waardoor het nu
ook mogelijk zal zijn om grensoverschrijdende
kaartjes te tonen. Niet onbelangrijk aangezien
het verspreidingsgebied van al onze vogels uiteraard
niet ophoudt aan onze grenzen.
Als algemene vaststellingen gelden de sterke
opmars van onder andere verschillende soorten
roofvogels, vogelsoorten van (oudere) bossen,
enkele weidevogels, maar ook van de in soortenrijkdom
toenemende exoten. Slechter is het
gesteld met de meeste soorten van het landbouwareaal
en vogels van moerasgebieden,
waarbij gesteld moet worden dat door de erg
natte winters tijdens de atlasperiode de achteruitgang
van deze soorten misschien tijdelijk nog
wat verbloemd werd (zij konden nog enigszins
profiteren van een tijdelijk verhoogde waterstand).
De totale soortenrijkdom neemt ongetwijfeld
toe (met o.a. broedgevallen van Bijeneter Merops
apiaster, Zwarte Ooievaar Ciconia nigra,
Geelpootmeeuw Larus michahellis, Middelste
Bonte Specht Dendrocopos medius en Grote
Kruisbek Loxia pytyopsittacus), maar over het algemeen
stellen we toch een verdere verschraling
van de avifauna vast. Meer soorten, maar
ook meer en meer soorten die uit de categorie
'algemeen' tuimelen en nu als schaars tot zeldzaam
moeten worden bestempeld. Eén van de
directe gevolgen van het atlasproject zal dan ook
een aanpassing van de huidige Rode Lijst zijn.
Voor de toekomst vormen het atlasproject en
het eraan gekoppelde, goed werkende vrijwilligersnetwerk
een prima basis voor het (eindelijk)
opstarten van een algemene soortenmonitoring.
De gegevens die tijdens deze voordracht zijn
gepresenteerd, kan men ook terugvinden op de
website van het atlasproject: http://www.instnat.
be/broedvogels/.
[gratis pdf] [english summary]
|