(2006) Recensie: Burfield I. & Bommel F. van 2004. Birds in Europe II. Population estimates, trends and conservation status. LIMOSA 79 (3): 126-126.
Birds in Europe II. Population estimates, trends and conservation status. Burfield I. & F. van Bommel
2004. BirdLife Conservation Series No. 12,
BirdLife International, Cambridge. ISBN 0-946888-
53-1. 374 p. Prijs €44,- (harde kaft).
Ook vogelaars leven in snel veranderende tijden!
Ga in gedachten een kwart eeuw terug en bedenk
hoe weinig toen bekend was over broedvogelpopulaties
in Europa, vooral ook over hoe het individuele
soorten in de verschillende landen verging. En
nu? Desgewenst is van Groenland tot in de Kaukasus
en van de Oeral tot op de Azoren deze informatie
binnen bereik. Natuurlijk, landen als het
Verenigd Koninkrijk en de onze zijn in staat gedetailleerder
gegevens op tafel te brengen dan Moldavië,
Wit-Rusland of zelfs Frankrijk. Maar alle 52
landen of afzonderlijke gebieden zoals Spitsbergen
en Groenland kunnen de status van hun
(broed)vogels presenteren. Bij al het boeiends dat
Birds in Europe biedt, is het boek dus ook een eerbetoon
aan vele tienduizenden vogelwaarnemers
die jaar in jaar uit steeds opnieuw het veld intrekken.
En dat geldt ook voor de nationale instellingen
die in de weer zijn met vogelonderzoek en/of vogelbescherming
en voor BirdLife als overkoepelende
organisatie. Chapeau!
Degene die aan deze 'Birds in Europe' begint,
doet er goed aan de begrijpelijke neiging te onderdrukken
direct de soorten op te zoeken waarmee
hij 'iets heeft'. Neem de inleidende hoofdstukken
goed door voor uitleg over de betekenis van toegepaste
symbolen en hoe de melkweg aan informatie
staat gerangschikt en gepresenteerd. Via tabellen
vermeldt het boek van ieder van de 524 behandelde
soorten de omvang en de ontwikkeling
van broedpopulaties per land. BirdLife hanteert
voor de ontwikkeling trends, die verdeeld zijn over
vijf categorieën, lopend van 0-19% tot >80%, positief
of negatief. Ook opgenomen zijn populaties
van in Europa uitsluitend overwinterende soorten,
zodat vogels als Roodhalsgans en Krombekstrandloper
eveneens voor het voetlicht komen;
van deze laatste soort overwintert een kleine populatie
op het Iberisch schiereiland. Trouwens, in een
boek getiteld 'Birds in Europe' zal men niet direct
soorten verwachten als Grote Pijlstormvogel
(tussen de 100 000 en 500 000 individuen doorkomend
bij Groenland), Bairds Strandloper (broedvogel
op Groenland) en de Mongoolse Woestijnvink,
die broedt in Armenië en Turkije.
De soortoverzichten bieden meer. Codes geven
aan of de populatie toeneemt dan wel afneemt,
stabiel is, fluctueert, of dat de soort voor de bewuste
natie een nieuwe dan wel een voormalige
broedvogel is. Iedere soorttabel sluit af met de Europese
status, dus hoeveel broedparen het werelddeel
herbergt, de oppervlakte van het verspreidingsgebied
binnen Europa en de ontwikkeling
van de broedpopulatie. Daarbij valt op dat BirdLife
oordeelt dat soorten als Zeearend, Vale Gier, Monniksgier,
Slechtvalk en Kraanvogel aan een 'large
increase' bezig zijn of recent achter de rug hebben.
Maar deze term is wel een uitzondering.
Voorts is er per soort een vergelijking hoe het in
1990 met de betrouwbaarheid van de informatie
was gesteld, en hoe in 2000. De kennistoename in
die 10 jaar zowel ten aanzien van de omvang van
de broedpopulatie als de ontwikkeling is opmerkelijk.
Wellicht wekt recensent de indruk dat 'Birds in
Europe' uitsluitend gevuld is met niet gemakkelijk
toegankelijke reeksen cijfers en codes, dus nogal
technisch. Zo ja, dan is die indruk onjuist. Is men
eenmaal gewend hoe het boek door te nemen en
het materiaal te interpreteren, dan ontvouwt zich
een boeiend panorama hoe het de Europese vogels
vergaat en welke soortgroepen het meest onder
druk staan. Dit zijn de steltlopers, soorten van
het platteland en lange-afstandtrekkers. Tussen
1990 en 2000 vertoonden 32 soorten een grote afname,
waaronder Parelduiker, Toppereend, Griel,
Grutto, Kievit, Scharrelaar en negen soorten roofvogels.
In die periode namen 25 soorten sterk toe,
waarbij Jan van Gent, Aalscholver, Grote Zilverreiger,
Flamingo, Grote Jager, Reuzenstern en Zeekoet.
Van 45 soorten veranderde de Europese status
van gunstig naar ongunstig.
Afgezien van de presentatie van de eigen gegevens,
was Nederland ook op andere wijze sterk betrokken
bij de samenstelling van 'Birds in Europe'.
Bij de sponsors en in het dankwoord zien we menig
Nederlandse naam en Jos Zwarts, huistekenaar
van dit tijdschrift, leverde een reeks soorttekeningen.
Bij de eerste uitgave van 'Birds in
Europe' (1994) waren de voor Nederland opgevoerde
gegevens voornamelijk gebaseerd op het
veldwerk dat in 1973-77 plaatshad voor de eerste
broedvogelatlas van 1979. Met uitzondering van
een rij speciale volgsoorten door Sovon, figureerden
in de in 2000 uitgegeven update nog dezelfde
cijfers, zodat ons land Europees gezien toen lelijk
in de achterhoede was geraakt met de gegevens.
Voor deze 'Birds in Europe' kon ons land de gegevens
voor de in 2002 verschenen broedvogelatlas
overleggen, waardoor Nederland weer aardig
langszij kwam. Maar hoe snel kunnen populaties
niet veranderen! In deze 'Birds in Europe' staat Nederland
nog te boek voor 1-11 paren Grote Zilverreigers,
1000-1270 paren Lepelaars, 5-7 paren
Slechtvalken en 10-15 paren Middelste Bonte
Spechten. Wij kunnen benieuwd zijn met welke cijfers
Sovon voor deze soorten en andere in 2006
over de brug zal komen. Maar ook lezen wij voor
de inmiddels van het toneel verdwenen Duinpieper
dat Nederland nog 25-30 paren binnen de grenzen
huisvest. BirdLife signaleert voor heel Europa dat
biodiversiteitsverlies de grootste boosdoener is,
maar ook dat soortbeschermingsplannen wel degelijk
kunnen helpen. Voor Nederland wisten wij
dat al. Maar dat dit geldt voor heel Europa, is goed
om te lezen.
Recensie van Gerard Ouweneel
[gratis pdf] [english summary]
|