RIJSWIJK W VAN & GROENENDIJK D (2011) Recent CDNA-besluiten. LIMOSA 84 (2): 89-90.
Wintervergadering 2011
Op de wintervergadering van 26 februari
2011 heeft de Commissie Dwaalgasten
Nederlandse Avifauna (CDNA) de
volgende punten besproken. Laurens
Steijn heeft aangegeven dat hij vanwege
tijdgebrek zijn werk voor de CDNA
wil afbouwen (zijn termijn zou normaliter
doorlopen tot 2013). De komende
periode wordt een opvolger benaderd.
Het komt nog (te) vaak voor dat dossiers
van gevallen incompleet zijn (door
het ontbreken van foto's/informatie en
onduidelijkheid over datums, ontdekkers,
exacte locatie(s) etcetera). Dit is lastig
tijdens de roulatie en ook voor de
samenstellers van het CDNA-jaarverslag.
Om dit probleem aan te pakken is aan
elk CDNA-lid een regio toebedeeld (zie
Handboek CDNA; www.dutchbirding.nl/
content/cdna/handboek.pdf ). De leden
zullen zich inspannen om achter ontbrekende
informatie aan te gaan maar
waarnemers wordt ook opgeroepen om
zelf zo zorgvuldig en uitgebreid mogelijk
de documentatie van gevallen op te
bouwen.
Oosterse Tortel Streptopelia orientalis
(Warga Fr, 9 januari tot 3 april 2010) is als
nieuwe soort voor de Nederlandse lijst
bekrachtigd; de CDNA heeft tevens besloten
dat het om het westelijke taxon S.
o. meena (Meenatortel) ging. Voor de zomervergadering
van 2011 staan Siberische
Grijze Ruiter Tringa brevipes en
Noordse Waterlijster Parkesia noveboracensis
op de agenda om te worden bekrachtigd.
Mogelijke nieuwe taxa voor
Nederland die nog beoordeeld moeten
worden betreffen een balg van een mogelijke
Middendorffs Rietgans A. middendorffii
in het Nederlands Centrum
voor Biodiversiteit Naturalis in Leiden
en een ingediende waarneming van een
Toendraslechtvalk Falco peregrinus calidus.
Foto's van andere meldingen van
laatstgenoemd taxon worden op prijs
gesteld; over zowel het voorkomen als
de herkenning heerst onduidelijkheid
en er is nog geen enkele waarneming
aanvaard (cf Dutch Birding 2: 82-104,
1980, 31: 72-74, 2009).
De CDNA besloot eerder om alle aanvaarde
Fluitzwanen Cygnus columbianus
te herbeoordelen. Inmiddels is een artikel
(North American Birds 64: 4-15,
2010) verschenen waarin eerdere conclusies
ten aanzien van de determinatie
worden bevestigd (met name de diagnostische
hoeveelheid geel op de snavel)
en wordt aangegeven hoe hybriden
met Kleine Zwaan C bewickii er kunnen
uit zien. Op basis van dit artikel zullen
we bepalen of de geplande herbeoordeling
nog opportuun is. Wel is afgesproken dat voor elk geval wordt nagegaan
hoe de hoeveelheid geel op de
snavel is vastgesteld.
De CDNA is gevraagd of Taigarietgans
Anser fabalis toegevoegd zou moeten
worden aan de lijst van beoordeeltaxa.
Dit naar aanleiding van discussies over
de zeldzaamheid en de lastige herkenning
van deze soort. In de afgelopen
winter(s) bleken echter enkele tientallen
individuen voor te komen zodat
werd geconcludeerd dat de soort te talrijk
is voor beoordeling.
Als gevolg van onderzoek naar alle
waarnemingen van Buffelkopeend Bucephala
albeola is aangetoond dat het
eerste winter mannetje van de Ezumakeeg
(Fr), op 2-18 mei 2005 een ander
exemplaar betrof dan de jaarlijks terugkerende
vogel van Barendrecht (ZH).
Deze door de CDNA overgenomen conclusie
was gebaseerd op de hoeveelheid
wit op de kop in combinatie met de rui
naar het zomerkleed. De vogel van de
Ezumakeeg zal nu opnieuw (formeel
voor het eerst) gaan rouleren. Een artikel
over het voorkomen is in voorbereiding
voor Dutch Birding.
Naar aanleiding van correspondentie
over een geval langs de Nederlandse
kust van Scopoli's/Kuhls Pijlstormvogel
Calonectris diomedea/borealis kwam de
vraag naar voren of aanvaarding als
Kuhls Pijlstormvogel logisch is omdat er
(nog) geen gevallen van Scopoli's Pijlstormvogels
in de Noordzee zijn. De
CDNA heeft geoordeeld dat Scopoli's
Pijlstormvogel niet als dwaalgast in de
Noordzee is uit te sluiten (op basis van
verspreiding, trekgedrag en fotografisch
gedocumenteerde waarnemingen langs
bijvoorbeeld de kusten van Engeland,
Polen, Zweden en de oostkust van
Noord-Amerika). Zonder overtuigende
documentatie van de diagnostische
kenmerken van één van beide soorten
blijft de CDNA daarom gevallen behandelen
als 'dubbelsoort'.
Ruud Altenburg, Ies Meulmeester, Mars
Muusse, Theodoor Muusse en Pim Wolf
hebben een artikel voor Dutch Birding
geschreven over de herkenning van
tweede kalenderjaar Baltische Mantelmeeuw
Larus fuscus fuscus. Daarin wordt
geconcludeerd dat vogels die aan een
(strenge) set kenmerken voldoen in aanmerking
zouden moeten komen voor
aanvaarding, ook als ze ongeringd zijn.
De CDNA wacht deze publicatie en mogelijke
reacties daarop af voordat eventueel
criteria worden aangepast en afgewezen
gevallen in herroulatie worden
genomen. Door de CDNA worden Baltische
Mantelmeeuwen op dit moment
alleen aanvaard als duidelijk is dat ze als
nestjong in een 'zuivere' kolonie zijn geringd.
Voor Finse kolonies geldt dat alleen
nominaat fuscus als broedvogel
voorkomt maar in Noord-Noorwegen is
de situatie complex omdat daar zowel
zuivere als gemengde kolonies (met
Kleine Mantelmeeuw L. f. intermedius)
zijn. Afgesproken is dat de CDNA bij een
aantal meeuwendeskundigen informeert
naar de huidige stand van zaken
met betrekking tot het verspreidingsgebied
van Baltische Mantelmeeuw.
Naar aanleiding van een geval van een
'blonte tapuit' Oenanthe is de vraag
naar voren gekomen of de CDNA alleen
exemplaren met kenmerken van
pleschanka/melanoleuca ('dubbelsoort')
kan aanvaarden of ook exemplaren met
kenmerken van pleschanka/melanoleuca/
hispanica. Afgesproken is om dit
van geval tot geval te bepalen.
Naar aanleiding van het artikel over
de verschillen in zang tussen Bergfluiter
Phylloscopus bonelli en Balkanbergfluiter
P orientalis (Dutch Birding 33: 1-9,
2011) is afgesproken om gevallen waarvan
zangopnamen beschikbaar zijn en
die nu als bonelli/orientalis zijn aanvaard
opnieuw te beoordelen.
In 2010 besloot de CDNA dat fotografisch
bewijs van 'ongeringdheid' nodig
was voor aanvaarding van waarnemingen
van soorten waarvoor de
'omgekeerde bewijslast' geldt. Inmiddels
heeft de CDNA deze eis versoepeld
omdat het voor oude gevallen onredelijk
werd geacht om hieraan te voldoen;
immers, een decennium geleden was
het technisch veel lastiger dan tegenwoordig
om iets op foto's of video's vast
te leggen. Daarom besloot de CDNA dat
in deze gevallen ook een gedetailleerde
beschrijving (over de ongeringdheid en
hoe deze is vastgesteld) kan voldoen,
zeker in combinatie met foto's die daarvoor
het bewijs net niet helemaal le veren.
Over de herroulatie van alle gevallen
van soorten waarvoor de 'omgekeerde
bewijslast' geldt is het volgende afgesproken: voor Bronskopeend Anas falcata,
Siberische Taling A formosa en Jufferkraanvogel
Grus virgo wordt een volledig
dossier samengesteld voordat ze
gaan herrouleren; voor Ross' Gans Anser
rossii geldt een 'generaal pardon' omdat
de CDNA het onbegonnen werk acht
om alle waarnemingen te herbeoordelen
(bovendien zijn de meeste ongeringde
goed gefotografeerd en gepubliceerd
en werd altijd op ringen gelet);
van Buffelkopeend wordt alleen het geval
van de Ezumakeeg herbeoordeeld;
het geval van Lammergier Gypaetus barbatus
(Noord-Holland, juni 2002) gaat
herrouleren, zowel om vast te stellen of
de ongeringdheid voldoende is gedocumenteerd
als vanwege het feit dat recent
verkregen informatie over de vergelijking
van foto's met uitgezette
exemplaren in de Alpen (of hun jongen)
nieuw is voor de CDNA. Een aantal ontsnapte
Roze Pelikanen Pelecanus onocrotalus
in de afgelopen jaren heeft
ertoe geleid dat op de volgende vergadering
zal worden besloten of ook deze
soort dient te worden opgenomen in de
lijst waarvoor de 'omgekeerde bewijslast'
geldt.
Het onderzoek naar vagrancy potential
van Rosse Fluiteend Dendrocygna bicolor
is afgerond; de conclusies worden
bij de roulerende waarnemingen gevoegd
en kunnen worden meegenomen
bij de beoordeling. Een vergelijkbaar
onderzoek is nog gaande voor
Kokardezaagbek Lophodytes cucullatus.
Omdat de CDNA tijdens deze vergadering
niet volledig vertegenwoordigd
was is besloten om een discussie over de
status van Huiskraai Corvus splendens uit
te stellen tot de volgende vergadering.
Naar aanleiding van correspondentie
met de CDNA over een afgewezen
waarneming is er gesproken over de
openbaarheid van de persoonlijke commentaren
van de commissieleden bij
beoordeling van gevallen. Afgesproken
is dat deze commentaren in principe
niet openbaar zijn, tenzij er een specifieke
reden is om ze beschikbaar te maken,
bijvoorbeeld in het kader van het
voorbereiden van een artikel. In dat geval
gebeurt dit in overleg met de voorzitter.
Zomervergadering 2011 :
Op zaterdag 20 augustus 2011 hield de
CDNA haar zomervergadering, waarbij
de volgende punten aan de orde kwamen.
Rik Winters is geïnstalleerd als
nieuw lid, als opvolger van Laurens
Steijn. Vanwege Laurens' vertrek is opnieuw
naar de regioverdeling gekeken
en zijn de volgende veranderingen
doorgevoerd: Roy Slaterus is nu coördinator
voor Flevoland en Utrecht, en Rik
voor Drenthe, Friesland en Groningen.
Rik neemt tevens de rol van Laurens als
CDNA-penningmeester over. De termijn
van Max Berlijn als (extern) archivaris
loopt in 2013 af. De overgang naar een
digitaal intern roulatiesysteem (zie onder)
vormt mogelijk een moment om
deze taak over te dragen en naar eventuele
opvolgers wordt gezocht.
Steven Wytema heeft de stand van
zaken toegelicht met betrekking tot de
'Digitale Avifauna'. Alle gevallen zijn inmiddels
in de database ingevoerd. Tijdens
dit invoerwerk rezen er soms vragen,
bijvoorbeeld omdat plaats-, gemeente-
of provincienamen afweken, of
terugkerende vogels als verschillende
gevallen zijn aanvaard. De CDNA zal de
door Steven samen te stellen lijst van
constateringen bestuderen en beslissingen
nemen. De volgende stap in het
digitaliseringsproces wordt het opbouwen
van een digitaal intern roulatiesysteem.
Siberische Grijze Ruiter Tringa brevipes
(IJmuiden NH, 28 juli 2010) en
Noordse Waterlijster Parkesia noveboracensis
(Vlieland Fr, 18-21 september
2010) zijn beide als nieuwe soort voor
Nederland bekrachtigd. Er zijn twee
kanshebbers om te worden afgevoerd
van de lijst van te beoordelen (onder)
soorten: Slangenarend Circaetus gallicus
en Steppekiekendief Circus macrourus.
Het criterium hiervoor is dat de soort in
de afgelopen 30 jaar gemiddeld vaker
dan twee maal per jaar is vastgesteld.
Afgesproken is om in de volgende vergadering
een beslissing te nemen op
basis van de meeste recente statistieken.
Met betrekking tot de herziening van
een geval van Lammergier Gypaetus barbatus
(Noord-Holland, 2-4 juni 2002)
speelt een aantal zaken, zoals het aantonen
van de ongeringdheid en de mogelijke
invloed van herintroductieprojecten.
Afgesproken is om de herroulatie
af te wachten en daarna een uitgebreide
notitie over het beleid ten aanzien van
deze soort op te stellen. Besloten werd
om Roze Pelikaan Pelecanus onocrotalus
toe te voegen aan de lijst van taxa waarvoor
de omgekeerde bewijslast geldt,
omdat er in de afgelopen jaren diverse
bewezen ontsnapte exemplaren zijn gezien.
Het gevolg is dat alle gevallen opnieuw
beoordeeld zullen worden. De
negen momenteel aanvaarde gevallen
van Siberische Taling Anas formosa zijn
geanalyseerd om de status te bepalen.
De eerste zeven gevallen betroffen museumexem-
plaren die tijdens de herziening
van de Nederlandse lijst door de
CDNA zijn gecontroleerd (Dutch Birding
18: 157-202, 1996). Er zijn daarbij geen
ringen of andere aanwijzingen voor gevangenschap
vastgesteld en dit is voor
een deel op foto's van deze balgen te
zien. Het achtste geval betrof een vogel
die op 22 december 1962 in een eendenkooi
in de Brabantse Biesbosch NB,
werd gevangen en daarna ruim 30
maanden in Artis, Amsterdam NH, heeft
geleefd. Het betreft dus een vangst die
jarenlang werd aangehouden waarbij
nimmer werd gesproken van een ring
of andere afwijkingen. Het negende geval
betreft een veldwaarneming uit mei
2006 (Ouderkerk aan de Amstel en Polder
IJdoorn NH) waarvan redelijke foto's
en videobeelden van de poten beschikbaar
zijn; in combinatie met de vele
waarnemers die in het veld naar de poten
hebben gekeken (en dit ook hebben
beschreven) is dit voldoende bewijs
voor ongeringdheid. Dit betekent
dat alle negen gevallen aanvaard blijven.
De eerder aangekondigde analyse
van gevallen van Bronskopeend A falcata
en Jufferkraanvogel Grus virgo
wordt binnenkort gestart.
Met betrekking tot Kuhls/Scopoli's
Pijlstormvogel Calonectris borealis/diomedea
wordt benadrukt dat veldwaarnemingen
waarbij diagnostische soortkenmerken
zijn gedocumenteerd in
aanmerking komen om op soortniveau
te worden aanvaard.
De aangekondigde herroulatie van
bergfluiters P bonelli/orientalis die niet
op soort zijn aanvaard maar waarvan wel
een zangopname beschikbaar is, moet
nog worden gestart. De herroulatie van
alle gevallen van Roodsterblauwborst
Luscinia svecica svecica is recent begonnen.
Met enige regelmaat worden verzoeken
ontvangen voor een datumuitbreiding
van aanvaarde gevallen. De procedure
hierbij is dat in eerste instantie de
voorzitter in overleg met de auteur van
het jaarverslag en de archivaris het verzoek
afhandelt. Bij voormalige beoordeeltaxa
en bij zeldzaamheden die door
veel waarnemers zijn gezien wordt relatief
soepel met datumuitbreidingen omgegaan.
Bij twijfel of bijzondere omstandigheden
(bijvoorbeeld een 'gat' van
meerdere dagen) zal het verzoek tijdens
een roulatie worden beoordeeld.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|