GEENS A (2011) Themadag: Kleurvariatie en soorten(vorming) - Geografische kleurvariatie binnen het koolmees-complex. LIMOSA 84 (2): 88-89.
Hoewel het Engelse spreekwoord
Beauty is in the eye of the beholder geschreven
is vanuit een menselijk oogpunt,
lijkt dit bij dieren ook zo te zijn.
Dieren beoordelen elkaars kwaliteit als rivaal in een gevecht of als mogelijke
ouder van hun jongen onder andere aan
uiterlijke kenmerken, sexuele signalen
genoemd. Sommige van deze signalen
kennen we allemaal wel, zoals de prachtige
staart van een pauw of het gewei
van een hert. Veel dieren adverteren
echter ook hun kwaliteit met kleuren,
bijvoorbeeld van hun veren of bek. Omdat
ze bij vogels zo opvallend zijn en
sterk verschillen tussen soorten, worden
deze kleursignalen ook vaak door ornithologen
gebruikt om soorten te herkennen.
Maar wat als nauw verwante
soorten qua verenkleed zo sterk op elkaar
gelijken, dat het bijna onmogelijk is
om ze uit elkaar te houden? Hoe doen
de dieren dit dan eigenlijk zelf? En als er
dan toch minieme verschillen zijn tussen
de soorten, wat drijft dan deze verandering?
Een goede soortengroep om
deze vragen te bestuderen is het Paruscomplex
en dan meer bepaald de verschillende
ondersoorten binnen de
Koolmees Parus major. Momenteel zijn
er 14 ondersoorten beschreven binnen
deze soort, die voor een menselijke
waarnemer nauwelijks van elkaar lijken
te verschillen in verenkleed. De verschillen
die we toch kunnen zien, lijken
via een geografische gradient geëvolueerd
te zijn. Door middel van nieuwe
technieken zoals DNA-analyse krijgen
ornithologen vandaag een betere kijk
op de samenstelling en taxonomie van
deze ingewikkelde groep. Recent onderzoek
richt zich ook op de informatie
die Koolmezen met elkaar delen via
deze kleuren en hoe antropogene factoren
(zoals vervuiling) de expressie van
deze signalen beïnvloeden.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|