Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

(2011) Recensie: Reisen J. van, 2011 Vogels in een veranderend duin. LIMOSA 84 (3): 143-144.

Vogels in een veranderend duin
Joost van Reisen 2011.
Coastal & Marine(EUCC) / Kust en Zee, Leiden.
ISBN: 978-90-75502-08-4. 216 blz., harde kaft.

Berkheide, het duingebied tussen de Wassenaarse Slag en Katwijk aan Zee (ZH), wordt al sinds DLJI jaarlijks op broedvogels onderzocht. Het gebied is bijna DCCC ha groot en is voor een belangrijk deel ingericht voor de waterwinning. Tot het gebied behoort ook het Panbos, een binnenduinrandbos waar Katwijkers graag wandelen. Over de eerste tien jaren van het onderzoek verscheen in DLKJ een aardig boekje, geschreven door Gerrit van Ommering en Theo Verstrael. Naast de broedvogels werden hierin ook de trekvogels behandeld. Het boek van Joost van Reisen concentreert zich op de broedvogels in de periode DLKG-ECDC. In de soortteksten wordt geregeld naar de eerdere resultaten verwezen en ook de waarnemingen van de Vogelwacht Katwijk uit de jaren vijftig en zestig komen aan bod. Het boek bestaat uit twee totaal verschillende delen. De kern van Deel I is hoofdstuk I waarin alle broedvogels de revue passeren. De toelichtende tekst is beknopt en gaat niet in op de (mogelijke) oorzaken van de waargenomen veranderingen. Eveneens in Deel I vinden we hoofdstukken die ingaan op de gevolgde methode, het berekenen van trends en de indeling in diverse soortgroepen. Deel II wordt grotendeels gevuld door artikelen van deskundigen die de ontwikkeling van de terreinomstandigheden in Berkheide beschrijven en deze koppelen aan de veranderingen in de broedvogelstand. Zo wordt snel duidelijk dat de dalende trendlijnen bij de watervogels te maken hebben met de forse afname van de oppervlakte aan infiltratieplassen en de verbeterde voorzuivering van het ingebrachte rivierwater. Die heeft er ook voor gezorgd dat de begroeiing van ruigtekruiden langs de plassen en kanalen langzamerhand plaats maakte voor rietzomen, waardoor rietvogels konden toenemen. Andere onderwerpen die in Deel II aan bod komen zijn de toename van struwelen, de teloorgang van de tapuitenpopulatie, de geologie van Berkheide en het terreinbeheer, waaronder de regeneratieprojecten.
      In beide delen van het boek gaat veel aandacht uit naar het wel en wee van soortgroepen. Bij een groep als de watervogels is duidelijk om welke vogels het gaat en is ook aan te geven welke factoren de aantallen kunnen beïnvloeden. Maar wat te denken van het mozaïeklandschap met Roodborsttapuit en Boompieper naast soorten als Kokmeeuw, Stormmeeuw, Grutto, Kievit en Scholekster? Ook in 'vogels van hoog struweel' zijn zo veel soorten met uiteenlopende terreineisen bij elkaar gezet (o.a. Boomleeuwerik, Staartmees, Putter en Ransuil), dat men zich kan afvragen of het verantwoord is om over de groep als geheel uitspraken over trends te doen. Die uitspraken beperken zich trouwens vaak tot cijfermatige conclusies, bijvoorbeeld of het de groep als geheel voor de wind is gegaan en zo ja, welke soorten daarin een groot aandeel hebben gehad.
      De meeste lezers zullen direct hoofdstuk I van Deel I opzoeken: de resultaten per soort. Van alle regelmatige broedvogels zijn een verspreidingskaartje (anno ECCJ) en een trendgrafiek opgenomen. De drie trendlijnen laten de aantalontwikkeling sinds DLKG zien voor Berkheide, de overige vastelandsduinen en voor geheel Nederland. Een korte instructie aan het begin van dit hoofdstuk over deze trendgrafieken zou vermoedelijk voor veel lezers nuttig zijn. Bij elke soort staan wel het hoogste en laagste aantal territoria aangegeven (met het bijbehorende jaar), maar niet het aantal dat bij DLKG hoort (index DCC). Hierdoor is niet zo gemakkelijk te achterhalen om welke aantallen het eigenlijk gaat. De trendlijnen voor geheel Nederland en voor de overige vastelandsduinen laten af en toe andere ontwikkelingen zien dan die in Berkheide. De lezer moet zelf bedenken wat hiervan de oorzaken kunnen zijn, want in de tekst wordt hieraan nauwelijks aandacht besteed. Jammer is dat niet één maal wordt verwezen naar de ontwikkelingen in het aangrenzende duingebied Meijendel waar al sinds DLHK de broedvogelstand wordt gevolgd. Zo zou de ruimte die bij de Grasmus nu besteed wordt aan zijn plaats in de top DC van talrijkste broedvogels, beter besteed zijn door iets op te merken over de enorme terugval begin jaren zeventig en de daarop volgende terugkeer die door de tellers van Meijendel zo goed is vastgelegd.
      Elke soorttekst begint met een aantal classificaties onder het kopje 'status'. Voor soorten die in de gehele periode DLKG- ECDC aanwezig waren, kan het zinvol zijn om het gemiddeld aantal territoria per jaar te noemen. Om dat laatste ook bij de 'onregelmatige broedvogels' te vermelden, is niet logisch. Merkwaardig is dat soorten die al jaren niet meer in Berkheide broeden (bijv. Veldleeuwerik sinds DLLG) of zich juist permanent hebben gevestigd (bijv. Boomleeuwerik sinds DLLK) ook met 'onregelmatige broedvogel' worden aangeduid.
      Het is een goede zaak als de gegevens van een langlopend onderzoek op een rij worden gezet en overzichtelijk worden gepresenteerd. Dat geldt in de eerste plaats voor de inventariseerders waarvan enkelen al sinds het begin actief zijn. Zij hebben het gebied en broedvogelbevolking zien veranderen. Daarbij ging het niet alleen om graafwerkzaamheden voor de waterwinning, maar ook om een grootschalig regeneratieproject dat in de volksmond bekend werd als de 'Katwijkse Kalahari'. Het is een grote prestatie van de Werkgroep Berkheide geweest om over zo'n lange periode steeds weer voldoende tellers op de been te brengen. Natuurlijk is het boek ook bedoeld voor allen die wel eens Berkheide bezoeken. Met foto's van alle broedvogels is het boek ook een plaatselijke vogelgids geworden. Een serie fraaie landschapsfoto's complementeert het geheel. Het boek heeft uiteraard ook een bovenregionale betekenis. Het geeft een goed beeld van de ontwikkelingen over een lange periode in een groot duingebied waar recreatie en waterwinning nadrukkelijk aanwezig zijn. Wellicht zal het anderen er toe brengen om ook hun gegevens in een aantrekkelijke vorm te presenteren. Daarbij is te denken aan gebieden als Meijendel en de Amsterdamse Waterleidingduinen.

Recensie van Jelle van Dijk

[gratis pdf] [english summary]



limosa 84.3 2011
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster