Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

HORN NFAM TEN & J H VAN BALEN (2010) Het gebruik van nestkasten als slaapplek door Koolmezen. LIMOSA 83 (3): 119-125.

De Koolmees is misschien wel een van de best onderzochte vogelsoorten. Bij gebrek aan natuurlijke holten broeden ze in ons land vooral in nestkasten. In de winter slapen ze er ook in. Het ontwerp van nestkasten varieert behoorlijk en om studies naar nestkastgebruik goed uit te voeren moet je weten waar Koolmezen op letten bij het uitzoeken van een kast.

Koolmezen Parus major slapen vaak in boomholten of nestkasten. Vele onderzoekers hebben van deze gewoonte gebruik gemaakt om meer over gedrag en ecologie van de Koolmees te weten te komen. Zo is er veel bekend over het gebruik van kasten als slaapplaats in de loop van de herfst, winter en voorjaar, over de samenstelling van de slapers naar geslacht en leeftijd, en over de relatie met de grootte van de broedpopulatie (o.a. Kluyver 1957, Mayer 1960, Schmidt 1976, van Balen 1980, Winkel & Winkel 1980, Winkel & Hudde 1988). Schone kasten hebben over het algemeen de voorkeur boven kasten waarin oude nesten zijn achtergebleven (Keil 1961, Blaschke 1969), en kasten met vlooien worden gemeden (Christe et al. 1994). Onderzoek naar een eventuele voorkeur voor kasten met verschillende kenmerken (afmetingen, materiaal, grootte van het vlieggat etc.) is echter schaars (Mayer 1960, Blaschke 1969).
      Er is concurrentie om slaapkasten, zowel binnen de soort (Kluyver 1957), als tussen Kool- en Pimpelmees (Kempenaers & Dhondt 1991). Kennelijk biedt het voordelen om de winternacht op zo'n beschutte plaats door te brengen, goed beschermd tegen (sommige) predatoren en tegen weersinvloeden. Nestkasten worden gewoonlijk als veilige slaapplaatsen beschouwd, hoewel bij onderzoek van Orell (1988) in Finland bleek dat een groot deel van de sterfte in de winter veroorzaakt werd door nachtelijke predatie in nestkasten. Daarnaast levert het slapen in een holte een aanzienlijke besparing van het energieverbruik, zoals aangetoond bij de Carolinamees Poecile carolinensis (Mayer et al. 1982). De meeste auteurs konden overigens geen effect van weersfactoren op de bezetting van slaapkasten vaststellen (Kluyver 1957, Schmidt & Drengwitz-Nees 1984, Winkel & Hudde 1988), maar Creutz (1960) vond dat bij strenge vorst de kasten meer beslapen werden dan bij warmer weer.
      De bruikbaarheid van verschillende typen kasten kan bijdragen tot verschillen in resultaten, zeker als er meerdere soorten nestkasten gebruikt worden in dezelfde studie. Het is dus van belang om het gebruik als slaapplaats van diverse kasttypen te kwantificeren en dit in verband te brengen met verschillende factoren. Daarbij willen we een antwoord geven op de volgende vragen: (1) Welke kasttypen worden het meest als slaapkast gebruikt, en is er sprake van voorkeur voor kasten met bepaalde kenmerken? (2) Hangt het gebruik van een nestkast als slaapkast samen met eigenschappen van de vogel, kenmerken van de kast of met omgevingsfactoren? Bij eigenschappen van de vogel denken we aan geslacht en leeftijd, bij kenmerken van de kast aan materiaal, afmetingen en expositie en bij omgevingsfactoren aan tijd van het jaar, verschillen tussen jaren en weersfactoren zoals wind en temperatuur.

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 83.3 2010
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster