Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

DIJK K VAN & R OOSTERHUIS (2010) Herkomst, aantallen en broedsucces van Kokmeeuwen op Griend. LIMOSA 83 (1): 21-35.

De Kokmeeuw is één van de meest talrijke koloniebroeders in de Waddenzee. Rond 1983 broedde het leeuwendeel van de populatie langs de vastelandskusten van Friesland en Groningen, maar sinds het begin van de jaren negentig zit de grootste kolonie op Griend. Al enige tijd is Griend zelfs de belangrijkste kolonie van Noordwest-Europa, met bijna ieder jaar goede broedresultaten. Daarentegen vertoont de stand elders in Nederland en in de landen om ons heen de laatste 20 jaar een flinke afname. Hoog tijd om eens beter te kijken naar een kolonie die het wel goed doet. In deze bijdrage een overzicht van de situatie op Griend, gebaseerd op ringonderzoek in 1999-2001 en jarenlange tellingen en metingen door de vogelwachters. De ringgegevens worden gebruikt om te achterhalen in hoeverre de kolonie op Griend in stand wordt gehouden door eigen aanwas, door aanwas van elders geboren jongen, of door verplaatsingen van broedvogels die eerst elders hebben genesteld.

Vroeger was er nauwelijks aandacht voor het tellen van Kokmeeuwen Larus ridibundus. Daardoor was tot in de jaren vijftig weinig bekend over verspreiding en trends van deze soort in Nederland en in de Waddenzee. De mens keek lange tijd vooral met een gulzige blik naar een flinke kolonie Kokmeeuwen, want de eieren waren een welkome voedsel- en inkomstenbron. Later werd ook met een scheef oog naar broedende Kokmeeuwen gekeken. De soort werd beschuldigd van een nadelige invloed op andere broedvogels, waaronder Visdief Sterna hirundo en Grote Stern Sterna sandvicensis (Tinbergen 1932). Daarom werden bijvoorbeeld op Griend (Fr) lange tijd de eieren van Kokmeeuwen geraapt.
      Het eerste landelijke overzicht van aantallen broedparen stamt uit 1961. Naar schatting broedden toen ca. 20 000 paen in de Waddenzee, waarvan ongeveer de helft op Texel (NH). Van het eind van de jaren zestig tot het midden van de jaren zeventig bevonden de grootste kolonies zich op Texel en in de Lauwersmeer (Fr/Gr). Het bestand in de Waddenzee werd toen geschat op ca. 40 000 broedparen. In de jaren tachtig was het zwaartepunt van de verspreiding verschoven naar de Fries-Groningse kust. Tegelijkertijd was het bestand opnieuw verdubbeld naar ruim 85 000 paren (Engelmoer 1986, van Dijk 1998). In 1991, het startjaar van de jaarlijkse telling van alle koloniebroedvogels in de internationale Waddenzee, werden ruim 67 000 paren geteld in het Nederlandse deel (Dijksen & Klemann 1992). De grootste kolonie (22 000 paren) was gevestigd op Griend, en sindsdien is dit steeds zo gebleven. De jaarlijkse tellingen, gecoördineerd door SOVON, maken duidelijk dat de kolonies langs de Fries-Groningse kust in de jaren negentig en daarna langzamerhand bijna geheel zijn verlaten, en dat ook op De Schorren, vele tientallen jaren hét bolwerk van Texel, sinds het midden van de jaren negentig niet meer wordt gebroed. Er is dus in de loop van de tijd nogal wat veranderd in aantallen en verspreiding van Kokmeeuwen in de Waddenzee. Ringgegevens kunnen meer inzicht geven in mogelijke verplaatsingen, maar ze zijn tot nu toe slechts gedeeltelijk of globaal uitgewerkt (o.a. Dijksen & Dijksen 1977, Speek & Speek 1984, Koopman 1996, 1997, 2003).
      In dit artikel kijken we meer in detail naar de kolonie op Griend, met de nadruk op de periode 1964-2008. We beschrijven de ontwikkeling van het aantal broedparen en presenteren gegevens over broedsucces. Daarnaast gaan we in op herkomst en leeftijdsopbouw van geringde broedvogels van Griend, vooral gebaseerd op eigen onderzoek in 1999- 2001. De herkomst wordt besproken in relatie tot het broedsucces op Griend en tot populatie ontwikkelingen elders in de Waddenzee.

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 83.1 2010
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster