Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

VERSLUYS M H HIEMSTRA & J TAAL (2009) Regenwulpen langs de Friese waddenkust in het voorjaar van 1997-2007.. LIMOSA 82 (3): 194-207.

De vogelrijkdom langs de Friese waddenkust is bijna spreekwoordelijk. Broedvogels verblijven er vooral op de kwelders en in de zomerpolders van Noord-Friesland Buitendijks, maar de trekvogels vallen het meest op. Wie kent niet de wolken steltlopers die met opkomend water vanaf de Waddenzee aankomen om te gaan rusten op de droog blijvende gronden? Dat zijn beelden overdag. Wat zich er = 's nachts afspeelt is minder bekend. Regenwulpen ontbreken nagenoeg in de vogelwolken boven het wad, maar zij komen aan het eind van de dag naar de kust om er te slapen. Een legertje waarnemers staat jaarlijks een avond op de waddenzeedijk om ze te tellen. Wat hebben die avonden opgeleverd aan kennis over de Regenwulp?

Regenwulpen van de nominaatvorm Numenius phaeopus phae opus broeden in Fenno-Scandinavië, Noordwest-Rus - land en de Baltische Staten. Ze overwinteren vooral langs de Afrikaanse kust, vanaf Mauretanië zuidelijk tot Angola. Delany et al. (2009) schatten deze populatie op 190 000- 340 000 individuen en vermoeden stabiele aantallen in recente decennia, hoewel in Zweden afname is gesignaleerd. Tijdens hun trek in voor- en najaar volgt een flink deel de kusten van West-Europa en dan passeren ze ook Nederland. Achttien terugmeldingen van in ons land geringde Regen - wulpen passen in dit beeld. Ze komen van de kusten van Europa – inclusief West-Frankrijk – en van de Afrikaanse kust tussen Senegal en Gabon (Speek & Speek 1984). De najaarstrek in ons land speelt zich vooral af in juli en augustus. De voorjaarstrek verloopt vooral tussen half april en half mei. Vrijwel jaarlijks valt de doortrekpiek rond 30 april (Zwarts 1990, LWVT/SOVON 2002, www.trektellen.nl). De Regen - wulpen wachten in hun West-Afrikaanse overwinteringsgebieden op gunstige trekomstandigheden – net als onder meer Rosse Grutto Limosa lapponica en Kanoet Calidris canutus – om in ongeveer drie dagen naar Nederland te vliegen (Piersma et al. 1990, Zwarts 1990). De broedvogels van IJsland, de Faröer en Schotland behoren tot de ondersoort N. p. islandicus. Deze populatie omvat 600 000-750 000 individuen en overwintert ook in West-Afrika. Waarschijnlijk trekken zij via de Britse Eilanden en niet via Nederland (kaart in Delany et al. 2009, contra Bijlsma et al. 2001). De oostelijke ondersoort N. p. alboaxillaris blijft hier verder onbesproken.
      In Friesland worden slaapplaatsen van steltlopers al decennia lang geteld (o.a. van der Burg & Poutsma 2000, Wymen ga 2000, 2003). In de jaren zeventig van de vorige eeuw was er, op initiatief van Arend van Dijk, landelijk belangstelling voor slaapplaatsen van de Regenwulp en werd ook in Friesland de situatie in beeld gebracht (van Dijk et al. 1977, van Dijk 1979, van Dijk & van Os 1982). Op het moment dat slapende Regenwulpen aan de Friese kust verschenen, in de jaren tachtig, bleek dat ze vooral sliepen in Noord- Friesland Buitendijks (verder afgekort als NFB). Sinds eind jaren negentig organiseert de Fryske Feriening foar Fjild - biology (FFF) ieder voorjaar een slaaptrektelling rond eind april, als de grootste aantallen Regenwulpen aanwezig zijn. Dit artikel is een nadere uitwerking van Versluys et al. (2008) en schetst de telresultaten uit de periode 1997-2007. We nemen enkele recente tellingen onder de loep en maken een vergelijking met tellingen uit andere gebieden en uit het verleden.

[pdf alleen voor leden] [english summary]



limosa 82.3 2009
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster