HOUT PJ VAN DEN (2009) Mortaliteit is het topje van een ijsberg van angst. Over Slechtvalken en steltlopers in de Waddenzee.. LIMOSA 82 (3): 122-133.
Slechtvalken zijn de laatste jaren weer sterk toegenomen
in de Waddenzee. Aangezien ze de belangrijkste
predator van steltlopers zijn, zal het herstel van de valkenpopulatie
gevolgen hebben voor haar prooidieren.
De belangrijkste effecten liggen in aanpassingen in gedrag
en verspreiding van de steltlopers, die proberen
de kans om geslagen te worden door een valk zo klein
mogelijk te houden. Deze bijdrage beschrijft hoe ze dat
doen en in hoeverre Slechtvalken hun prooidieren, die
permanent beducht moeten zijn op een dodelijke aanval,
in bedwang houden.
In de verte foerageert een dichte groep steltlopers. Met de
telescoop is te zien dat het Kanoeten Calidris canutus zijn.
Eendrachtig zoeken ze de zachte wadbodem af naar schelpdiertjes.
Ze hebben het druk en je kunt hun zachte geknutter
van verre horen. Plotseling paniek: alle vogels vliegen tegelijk
op. Een Slechtvalk Falco peregrinus vliegt op de groep af
die zich inmiddels tot een wervelende massa heeft omgevormd.
In gecoördineerde zwenkingen tonen de vogels
beurtelings hun lichte onderzijde en donkere bovenzijde.
Het is alsof ze één groot organisme zijn geworden. De valk
zwenkt door de lucht maar slaat vooralsnog niet toe. Dan
komt één van de vogels los van de groep; kennelijk kan hij
het lenige bochtenwerk niet meer volhouden. De valk zet
onmiddellijk een drieste achtervolging in. De zwenkingen
van de eenling bieden geen soelaas meer en de valk grijpt
hem trefzeker in de klauwen. Hij vliegt met zijn buit naar een
droge bult langs het wad, kijkt eerst nog wat onzeker om
zich heen en begint dan te plukken.
Dertig jaar geleden was een dergelijk schouwspel een
zeldzaam verschijnsel in de Waddenzee en elders in Europa.
Landbouwgiften zoals DDT en andere organochloor verbindingen
hadden de slechtvalkpopulatie in een diep dal gebracht.
De afname van het aantal broedvogels in Fenno -
scandinavië, waar de meeste van de in de Waddenzee
overwinterende vogels vandaan komen, werd in de jaren
vijftig van de vorige eeuw ingezet. Van ongeveer 2000-3500
broedparen kelderde de populatie naar 65 broedparen in
1975 (Bijlsma 1993). De oorzaken hiervan lagen niet in de
broedgebieden zelf, maar in de overwinterings gebieden in
Europa waar veel van deze landbouwgiften werden gebruikt
(Ratcliffe 1993). Na terugdringing van het gebruik van deze
pesticiden aan het einde van de jaren zeventig is de populatie
zich weer gaan herstellen (figuur 1). In de jaren tachtig en
negentig trad een sterke toename op van doortrekkende en
overwinterende Slechtvalken in de Waddenzee (figuur 1 en
2), niet alleen als gevolg van een herstel van de Fenno -
scandinavische broedpopulatie maar ook door een zich uitbreidend
broedbestand in Duitsland (Ratcliffe 1993, Busche
et al. 1998, Hustings & van Winden 1998).
In vergelijking met andere vogeljagers van open terrein,
waaronder Bruine Kiekendief Circus aeruginosus, Blauwe
Kiekendief C. cyaneus en Smelleken Falco columbarius, is de
Slechtvalk zonder meer de meest bedreigende roofvogel
voor steltlopers in de Waddenzee en in open terreinen in het
binnenland (Bijlsma et al. 2001, Piersma et al. 2003). Slecht -
valken komen in de Nederlandse Waddenzee vooral voor als
doortrekker en overwinteraar. Vanaf midden augustus komen
de eerste Fennoscandinavische broedvogels naar het
Wadden gebied, maar vooral vanaf september beginnen de
aantallen flink op te lopen om in oktober een piekniveau te
bereiken dat gedurende de wintermaanden vrijwel gehandhaafd
blijft (figuur 3). In de jaren negentig werd het aantal in
de Nederlandse Waddenzee overwinterende Slechtvalken
geschat op 50-70 (Koks 1998). Het gemiddelde wintermaximum
over de periode 1989-2006 lijkt even boven de 45 vogels
te blijven steken (figuur 3), maar dit getal berust op vogels
gezien tijdens hoogwatertellingen en is vermoedelijk
een (flinke) onderschatting van de werkelijke aantallen omdat
rustende valken gemakkelijk worden gemist (P. van
Geneijgen).
De Slechtvalken komen wijd verspreid over de Wadden -
zee voor: op bijna elke zandplaat die bij hoog water niet onder
water loopt, verblijven gedurende een groot deel van
het jaar, maar vooral in het winterhalfjaar, wel een of twee
Slechtvalken (figuur 4). Slechtvalken zijn zowel in de broedtijd
als in hun wintergebied territoriaal (Cramp & Simmons
1980). Overwinterende vrouwtjes dulden een (kleiner) mannetje
in hun territorium, maar de laatste betalen dan een
prijs doordat ze soms gevangen prooien moeten afstaan
(Dekker & Ferwerda 2008, eigen waarnemingen). In hoeverre
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|