MANEN W VAN (2008) Bosbroedende Zwartkoppen in Boswachterij Nunspeet.. LIMOSA 81 (4): 148-150.
In 2008 inventariseerde ik Boswachterij Nunspeet (2388 ha)
op de Noord-Veluwe (Gld.) in opdracht van Staatsbosbeheer
(van Manen 2008). Het grootste deel van het gebied
bestaat uit bos (2095 ha), vooral Grove Den Pinus sylvestris.
Het merendeel van het bos is aangeplant tussen
1920 en 1950. Veel vakken zijn weinig gemengd, al staat
tegenwoordig in de oudere dennenpercelen soms een
aanzienlijke hoeveelheid Zomereik Quercus robur, die hier
en daar een tweede boomlaag begint te vormen. Verder
zijn veel jonge bomen opgeslagen op plekken waar sterk is
gedund of kaalkap is gepleegd. Het gaat daarbij in demeeste
gevallen om Douglasspar Pseudotsugamenziesii en Grove
Den en op sommige plekken om berk Betula spp. en Beuk
Fagus sylvatica. Vooral in oude dennenvakken is Blauwe
Bosbes Vaccinium myrtillus in de kruidlaag aspectbepalend
en bereikt een hoogte van wel een meter, vooral in het zuiden
van het gebied, waar de bodem meer leemhoudend is.
Er werden vijf integrale inventarisatieronden uitgevoerd
in de periode april t/m juni met een gemiddelde intensiteit
van 8.8minuten per hectare. Daarbij werden de waarnemingen
van onder meer Zwartkoppen Sylvia atricapilla ingetekend
op een kaart. De waarnemingen zijn later geïnterpreteerd
volgens de normen in Van Dijk (2004).
Van de Zwartkop werden 228 territoria vastgesteld, wat
neerkomt op een dichtheid van 9.5 territoria per 100 ha en
10.9 territoria per 100 ha bos. Deze dichtheid is voor Nederlandse
begrippen niet bijster hoog; in rijk loofbos kan deze
oplopen tot 70-100 territoria per 100 ha (o.a. Hustings et al.
2006). Voor naaldbos is het echter een min of meer gebruikelijke
dichtheid (Veluwezoom: Vogelwerkgroep Arnhem e.o.
2007), wat deels samenhangt met de rijkdom (arm) en structuur
(veelal te open) van het bos. Het viel me in Boswachterij
Nunspeet echter op dat juist in de opener en oude percelen
Grove Den relatief veel Zwartkoppen voorkwamen, ook wanneer
er geen sprake was van struiken of stukken met verjonging
(zie foto). Er lag wel hier en daar een in de winterstormen
van 2007 uitgewaaide dennenkruin, maar verder stond
er alleen bosbes. De dichtheid in dergelijke percelen bedroeg ongeveer 2-3 territoria per 10 ha, twee tot drie keer hoger
dan het gemiddelde voor dit bos. Het al dan niet voorkomen
van Zomereik als tweede boomlaag had geen invloed op de
dichtheid. In de betreffende percelen was 50-80 cm hoge
bosbesmeestal bodembedekkend aanwezig.
Ik heb geprobeerdwat nesten te vinden,maar dat bleek in
de grote oppervlakten soms bijna heuphoge bosbes erg
moeilijk. Toevallig gevonden nesten zaten op plekken waar
een dennenkroon tijdens de storm van 2007 tussen de bosbes
viel (foto boven), maar één nest vond ik in september in
al bijna kale bosbes (foto volgende pagina). De nesthabitat
bestaand uit oud en open dennenbos met ondergroei van
uitsluitend bosbes was uit Nederland bij mijn weten voor
Zwartkoppen tot dusver niet bekend.
In ons land maken Zwartkoppen hun nest het meest in
doornstruiken (vooral braam Rubus spp.) en ruigtekruiden
(vooral Grote Brandnetel Urtica dioica). In bossen bij Nijmegen
en in Limburg bleek bij systematisch nestonderzoek
midden jaren negentig 76% van 85 nesten (loofbos) tot 81%
van 27 nesten (naaldbos) in een braam te zijn gebouwd
(Hustings & Majoor 2002). In naaldbossen op armere grond
zonder ondergroei van braam worden nesten gewoonlijk
aangetroffen in dichte opslag van jonge naaldbomen of in
de onderste takken van grotere sparren of bijvoorbeeld
Jeneverbes Juniperus communis (Bijlsma 2008). Vergelijkbare
resultaten stammen uit het aan Nederland grenzende
Rijnland (Mildenberger 1984) en Zuid-Duitsland (Berthold et
al. 1990). Ook in een analyse van nestplaatskeuze van Zwartkoppen
op basis van voornamelijk Pools materiaal, komt
bosbes niet voor als nestplaats (BocheƱski 1985).
In feite maakt de soort opportunistisch gebruik van voor
nestelen geschikte vegetaties, van hoge ruigtekruiden tot
struiken en jonge boompjes, en is de voorkeur voor een bepaalde
soort afhankelijk van wat lokaal het meest algemeen
voorkomt (Glutz von Blotzheim & Bauer 1991). Broeden in
Blauwe Bosbes valt binnen deze definitie. Omdat Bosbes op
de hoge zandgronden plaatselijk bepaald niet zeldzaam is,
wekt het enige verbazing dat deze struik nog niet bekend
was als nestelhabitat van Zwartkoppen. Het blijft onduidelijk
of en waarom deze habitat niet eerder door Zwartkoppen
werd geëxploiteerd.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|