Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

VOSLAMBER B, JEUGD H VAN DER & KOFFIJBERG K (2007) Aantallen, trends en verspreiding van overzomerende ganzen in Nederland. LIMOSA 80 (1): 1-17.

Nederland is een ganzenland bij uitstek. Tot voor kort deden vooral overwinterende en doortrekkende populaties ons land aan, maar recent vertonen ook de aantallen broedende en overzomerende ganzen een snelle groei. Rond 1970 broedden er in Nederland hooguit 200 paren ganzen; in 2005 werden bijna 40 000 broedparen geteld. Deze ontwikkeling is opvallend en interessant, en wat betreft de voorheen uitgestorven Grauwe Gans een succes van de natuurbescherming in Nederland. De ontwikkeling zorgt echter ook voor toenemende ongerustheid in de politiek. Vooral de landbouw klaagt over overlast en de roep ombeheersmaatregelen klinkt steeds luider. Tot voor kort was het onduidelijk hoeveel ganzen er nu in de zomer in Nederland verblijven, waar zich de grote concentraties bevinden, welke ontwikkelingen ze doormaken en of de ontwikkelingen bij ons op zichzelf staan. Recent is hierover veel informatie vergaard. Een belangrijke vraag bij dat onderzoek was ook wat de herkomst van de vogels is en hoe deze snelle toename heeft kunnen plaatsvinden. Zijn de overzomerende ganzen onze nieuwe weidevogels?

Nederland wordt tegenwoordig in de winter bevolkt door zo'n 1.5 miljoen ganzen (van Roomen et al. 2006). Het gaat vooral omarctische broedvogels die in het Nederlandse cultuurlandschap een ruim aanbod aan geschikt voedsel vinden, terwijl ze de vele meren en plassen als veilige slaapplaats kunnen gebruiken. Broedende ganzenwaren nog niet zo heel lang geleden uitermate zeldzaam. Ten tijde van de eerste broedvogelatlas in de jaren zeventig van de vorige eeuw werd melding gemaakt van ongeveer 150 paren Grauwe Ganzen Anser anser, 6 paren Indische Ganzen Anser indicus, 5 paren Canadese Ganzen Branta canadensis en 50 paren Nijlganzen Alopochen aegyptiacus (Teixeira 1979). Van deze soorten is de Grauwe Gans de enige inheemse broedvogel. Dat deze ganzensoort destijds al in redelijke aantallen tot broeden kwam was vooral te danken aan een succesvolle herintroductie (van den Bergh 1991). De overige hebben een andere herkomst. Een aantal ontsnapten uit gevangenschap of werden losgelaten en kwamen vervolgens succesvol tot broeden; weer andere soorten vestigden zich spontaan als broedvogel (Meininger & van Swelm 1994, Lensink 1996a,b, van Horssen & Lensink 2000). Inmiddels zijn grote aantallen ganzen in de zomermaanden een gewone verschijning in Nederland. Zo pleisterden in de zomer van 2006 alleen al in het Deltagebied bijna 44 000 ganzen (van der Jeugd & de Boer 2006). Overzomerende ganzen zijn geen uitgesproken Nederlands fenomeen. In verschillende Europese landen vestigden zich de afgelopen decennia eveneens nieuwe broedpopulaties en is de aantalsontwikkeling vergelijkbaar met die bij ons (o.a. Larsson et al. 1988, Madsen et al. 1999, Geiter et al. 2002).
      De spectaculaire toename van overzomerende ganzen is een boeiend fenomeen dat veel vragen oproept. Hoe kunnen de oorspronkelijk arctisch broedende soorten (zoals Brandgans Branta leucopsis) zich aanpassen aan de omstandigheden op gematigde breedten, waar ze ook nog zijn blootgesteld aan een opwarmend klimaat♂ In welke mate speelt demens en de door haar veroorzaakte veranderingen in bijvoorbeeld landgebruik een verklarende rol♂ Bovenal zorgen de groeiende aantallen ganzen in voorjaar en zomer voor onrust onder landbouwers en beheerders van natuurgebieden. Als herbivoor kunnen grazende ganzen schade toebrengen aan landbouwgewassen en kunnen ze de vegetatie of de waterhuishouding in natuurgebieden beïnvloeden. Dat kunnen gewenste effecten zijn, zoals Grauwe Ganzen die verlandingsprocessen in moerasgebieden tegengaan (denk aan de Oostvaardersplassen), maar ook ongewenste effecten op nagestreefde botanische beheersdoelstellingen beheersdoelstellingen of vanwege eutrofiëring ('guanotrofiëring') van oppervlaktewateren door uitwerpselen. Vanuit deze discussies ontstond in de loop van 2004 een groeiende behoefte aan een compleet overzicht van broedende en overzomerende ganzenpopulaties in Nederland. Door het 'Overleg Beleidskader Faunabeheer', waarin o.a. het Ministerie van LNV, de provincies en de grote terreinbeherende organisaties zijn vertegenwoordigd, werd een aantal vragen geformuleerd over de omvang, verspreiding en toekomstige ontwikkeling van de ganzenpopulaties, het habitatgebruik van broedende en overzomerende vogels, effecten van begrazing door ganzen op de omgeving, eventuele knelpunten ten aanzien van beheersdoelstellingen in natuurgebieden en eventuele maatregelen om de populaties in omvang te beperken. Omdeze vragen te kunnen beantwoorden is door SOVON Vogelonderzoek Nederland in 2005 een inventarisatie uitgevoerd van alle in Nederland broedende ganzen. In samenwerkingmet de Rijksuniversiteit Groningen en de Carl von Ossietzky Universiteit van Oldenburg (Duitsland) is bovendien onderzochtwelke processen de huidige aantalsontwikkeling mogelijk hebben gemaakt (van der Jeugd et al. 2006a). Dit artikel vat de belangrijkste resultaten van dat onderzoek samen en gaat vooral in op de aantallen, trends, verspreiding en status van broedende ganzen in Nederland.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 80.1 2007
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster