KOFFIJBERG K, COTTAAR, F & JEUGD H VAN DER (2006) Toename van Dwergganzen in Nederland in 1989-2005. LIMOSA 79 (3): 107-122.
Tot in de jaren zeventig waren waarnemingen van Dwergganzen
in ons land dun gezaaid. Een herintroductieproject in Zweeds
Lapland bracht daar verandering in. Geleid door hun
Brandgans-pleegouders wisten de uitgezette vogels ons land
snel te vinden. Gaandeweg ontwikkelden zich vaste pleisterplaatsen
en tegenwoordig is het niet ongewoon daar tientallen
Dwergganzen aan te treffen. Soms nog in de buurt van de
Brandganzen, maar steeds vaker ook alleen of in gezelschap
van andere ganzensoorten. Een analyse van aantallen en verspreiding
laat zien hoe het voorkomen zich heeft ontwikkeld en
geeft tevens weer op welke wijze tradities in pleisterplaatsgebruik
bij ganzen kunnen ontstaan.
De Dwerggans Anser erythropus behoort tot de
meest bedreigde ganzensoorten ter wereld.
Waar de populaties van de meeste andere ganzensoorten
in de afgelopen decennia een sterke
groei te zien gaven, nam de broedpopulatie
van de Dwerggans in de loop van de twintigste
eeuw met meer dan 90% af en raakten de overgebleven
broedplaatsen in toenemende mate
geïsoleerd (Madsen 1996, Lorentsen et al.
1999). De wereldpopulatie werd door Wetlands
International (2002) rond 2000 becijferd op
22 000-27 000 individuen. De belangrijkste
broedgebieden bevinden zich in Rusland. In
Fennoscandinavië vormt het huidige voorkomen
met 20-30 paar (Tolvanen et al. 2004a) een relict
uit vervlogen tijden en balanceert de soort
op de rand van uitsterven. Als belangrijkste oorzaken
voor de achteruitgang worden een hoge
jachtdruk tijdens de trek en overwintering en habitatverlies
genoemd (Madsen 1996, Lorentsen
et al. 1999). De soort wordt als 'globally threatened'
beschouwd en geldt in Europa als 'endangered'
(BirdLife International 2004).
Tegen de achtergrond van de voortschrijdende
afname en de hoge jachtdruk buiten het
broedseizoen werd in Zweden in 1979 een herintroductieprogramma
opgestart (von Essen
1991, 1996). Voor dit doel werden legsels van in
Midden-Zweden in gevangenschap gehouden
Dwergganzen door Brandganzen Branta leucopsis
uitgebroed. Vervolgens werden de
Brandganzen met hun dwerggansjongen in de
nazomer in Zweeds Lapland uitgezet. Via de
naar de Noordzeelanden gerichte trek van de
Brandganzen zou op die manier een nieuwe, en
bovenal minder risicovolle trekroute voor
Dwergganzen moeten ontstaan. Deze werkwijze
had succes. De vogels uit Zweeds Lapland
trokken via de Zweedse Oostzeekust en Noord-
Duitsland uiteindelijk naar Nederland om er samen
met de Brandganzen de winter door te
brengen. In 1986 werd voor het eerst door de
uitgezette vogels in Lapland succesvol gebroed
(von Essen 1996). In ons land worden tegenwoordig
jaarlijks dwerggansfamilies waargenomen
en kent de soort inmiddels een aantal traditionele
pleisterplaatsen (van Ommen &
Ouweneel 2003).
Naar aanleiding van een vraag van de Directie
Natuur van het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit omtrent de aantalsontwikkeling,
verspreiding en de pleisterplaatsen
van Dwergganzen in Nederland werd in
2005 door Sovon Vogelonderzoek Nederland
een overzicht samengesteld van het voorkomen
van Dwergganzen in Nederland in de periode
1989/90 - 2004/05 (Koffijberg et al. 2005). Dit
artikel vat de belangrijkste bevindingen van dat
rapport samen. Aan de hand van een speciaal
voor dit project opgebouwd gegevensbestand
gaan we in op de ontwikkelingen in overwinterende
aantallen, de herkomst van de in
Nederland overwinterende Dwergganzen, de
verspreiding en het pleisterplaatsgebruik.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|