KEIJL GO (2004) Gierzwaluwen in Amsterdam ... Maar hoeveel?. LIMOSA 77 (4): 121-130.
Drie maanden per jaar is de Gierzwaluw de vogelsoort die bepalend
is voor het zomerbeeld in de steden. Maar hoe talrijk zijn ze
eigenlijk in die periode? Gierzwaluwen zijn notoir moeilijk te inventariseren:
er bestaat geen bevredigende telmethode voor de
aantallen rondvliegende vogels of de moeilijk bereikbare en onzichtbare
nesten. De vraag is zelfs of we in staat zijn te volgen
hoe de populatie zich ontwikkelt over de jaren. Het is hoog tijd
om het gebrek aan standaardisatie van gierzwaluwtellingen onder
ogen te zien en aspecten van het broedgedrag nader te onderzoeken.
Gierzwaluwen Apus apus behoren tot de talrijkste
stadsvogels in Nederland. Omdat ze vooral
in oude huizen broeden kan gesteld worden dat
Amsterdam een van de grootste gierzwaluwpopulaties
van ons land huisvest. Herhaaldelijk
is gemeld dat Gierzwaluwen in Nederland achteruit
gaan als gevolg van het verdwijnen van
geschikte broedlocaties (van der Weijden 1974,
Bakker et al. 1996, Bijlsma et al. 2001, Jonkers
2002). Een numerieke inventarisatie van broedende
Gierzwaluwen is momenteel echter
vrijwel onmogelijk: de vogels zijn veelal talrijk
aanwezig maar ze zingen niet, ze hebben verborgen
nesten, eventueel met meerdere
in- en uitgangen, broedvogels bezoeken ook
andere kolonies, en niet-broedvogels zijn aan
het uiterlijk niet te onderscheiden maar bezoeken
wel broedkolonies en bezetten daar soms
(potentiële) nestplaatsen, of overnachten bij
broedvogels (Lack & Lack 1952). Het verschijnsel
van 'helpers' - extra vogels die een broedpaar
helpen bij het verzorgen van de jongen -
valt evenmin uit te sluiten. Resultaten van gedetailleerde
observaties blijken voor meerdere uitleg
vatbaar: zo onderzocht Venema (1992) de
koloniegrootte aan de hand van in- en uitvliegers
bij 'genummerde' dakpannen, waarbij een
invlieger (kennelijk) een paar representeerde.
Omdat nesten echter verschillende in- en uitgangen
kunnen hebben kan een schatting op
grond hiervan (veel) te hoog uitvallen. Uitspraken
over aantallen en trends in zowel
Nederlandse (Teixeira 1979, Sovon Vogelonderzoek
Nederland 2002) als internationale
broedvogelatlassen (Gory 1997) geven dan ook
niet meer dan een schijnzekerheid.
In Amsterdam zag ik door de jaren heen geschikte
daken langzaamaan verdwijnen, soms
ten koste van aanzienlijke gierzwaluwkolonies.
Daarom greep ik de zomer van 1994 aan om
beter inzicht te krijgen in hun nestvoorkeur. Een
inventarisatie van door Gierzwaluwen bezette
daken breidde zich allengs uit over het oude
gedeelte van de stad. Omdat een getalsmatige
inventarisatie een utopie leek is per broedlocatie
slechts het adres genoteerd. In de toekomst
kunnen deze adressen worden gecheckt op de
aanwezigheid van Gierzwaluwen en biedt de
adressenlijst een handvat om de schaarse grotere
kolonies te beschermen. Daarnaast geeft
dit artikel inzicht in de nestplaatskeuze van
Gierzwaluwen in Amsterdam. Ook vestigt het de
aandacht op de bedreiging van de gierzwaluwenstand
in ons land en wordt de noodzaak van
een goede gestandaardiseerde telmethodiek
benadrukt.
Gierzwaluw Apus apus
[gratis pdf] [english summary]
|