EDELAAR P, ROBB M, EERDE K VAN, TERPSTRA K, BIJLSMA R & Maassen E (2004) Zijn er meerdere soorten 'Gewone' Kruisbek in Nederland?. LIMOSA 77 (2): 31-38.
Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is... Sinds
enige jaren worden door verschillende mensen
geluiden van Gewone Kruisbekken Loxia curvirostra
bestudeerd. Door veel geluidsopnames
te vergelijken is het duidelijk geworden dat de
enorme variatie in geluiden is onder te verdelen
in aparte, discrete groepen of 'geluidstypen'
(Robb 2000, Summers et al. 2002; figuur 1). Er
zijn sterke aanwijzingen dat deze geluidstypen
meer zijn dan een kunstmatig product van onze
menselijke drang tot categoriseren. Zo is er bijvoorbeeld
een betrouwbaar verband tussen het
type vluchtroep en het type van de zogenaamde
'opwindingsroep' (toep) die individuele
kruisbekken maken. Vogels van verschillende
geluidstypen foerageren vaak in aparte groepen,
of een foeragerende groep splitst zich op
naar geluidstype als de kruisbekken wegvliegen.
Ook worden in sommige jaren sommige
geluidstypen niet in Nederland waargenomen,
terwijl andere dan juist wel algemeen zijn. De
biologische en taxonomische status van deze
geluidstypen is nog vrijwel onbekend.
In Noord-Amerika is zo'n situatie ook beschreven.
In de Verenigde Staten komen negen verschillende
geluidstypen voor (Groth 1993). Vogels
van verschillende geluidstypen verschillen
in biometrie, waaronder de afmetingen van de
snavel. Door onderzoek in het veld en door middel
van experimenten met vogels in gevangenschap
is duidelijk geworden dat deze snavelverschillen
een groot effect hebben op het
foerageersucces op kegels van verschillende
soorten naaldbomen (Benkman 1993). Geluidstypen met een kleine snavel zijn goed in het
peuteren van zaden uit kleine kegels, terwijl typen
met grote snavels juist grote kegels goed
aankunnen. De geluidstypen zijn dus ecologisch
gespecialiseerd, en komen hierdoor
deels in aparte gebieden voor, afhankelijk van
de verspreiding van hun favoriete naaldboomsoort.
In grote gebieden waar meerdere typen
gemengd voorkomen treedt nauwelijks gemengd
broeden op. Waarnemingen duiden er
op dat broedende paren vrijwel nooit bestaan
uit individuen van verschillende typen. Volgens
het Biologische Soortconcept - dat door de
meeste onderzoekers wordt gebruikt en zegt
dat populaties tot verschillende soorten behoren
indien ze reproductief van elkaar zijn geïsoleerd
- lijkt het er dus sterk op dat de Noord-
Amerikaanse kruisbek uit minstens negen
verschillende soorten bestaat in plaatst van
slechts één. Het zijn geen ondersoorten, omdat
ze geografisch fors overlappende broedgebieden
hebben en daarin niet hybridiseren.
Ecologische specialisatie afhankelijk van snavelformaat
kennen we ook in Europa. Grote
Kruisbekken L. pytyopsittacus hebben grotere
snavels, en zijn gespecialiseerd op de harde
kegels van Grove Den Pinus sylvestris. Witbandkruisbekken
L. leucoptera hebben kleinere
snavels, en zijn gespecialiseerd op de zachte
kegels van Siberische Larix Larix sibirica. Gewone
Kruisbekken zitten tussen beide andere
soorten in qua snavelgrootte, en zouden zich
specialiseren op Fijnspar Picea abies (Lack
1944). Door de verschillen in snavelgrootte verwerven
de verschillende kruisbekken zich als
het ware bestaansrecht: ze kunnen dingen die
andere soorten minder goed kunnen. Ecologische
differentiatie is een voorwaarde voor een
soort om zich te kunnen handhaven in de concurrentie
met andere soorten. Net als in Noord-
Amerika treedt er ook in Europa geen hybridisatie
op waar de verschillende kruisbeksoorten
gemengd voorkomen. De verschillende Europese
soorten zijn overigens ook (vrij) goed te onderscheiden
op basis van het geluid (Robb
2000; figuur 1).
Met de ontdekking van de geluidstypen bij de
Gewone Kruisbek is het nu echter de vraag of
we deze bekende situatie niet moeten uitbreiden.
Verdienen de nieuwe geluidstypen niet dezelfde
status als de Grote Kruisbek? Of zou de
Grote Kruisbek ook zo'n geluidstype kunnen
zijn, dat zoveel in biometrie afwijkt van de andere
typen dat al eerder duidelijk werd dat het een
aparte soort is? Biometrisch onderzoek aan
kruisbekken gebeurt in het algemeen aan exemplaren in musea, maar deze vogels indelen
op basis van geluid is natuurlijk niet meer
mogelijk. Daarom zijn we begonnen in het veld
te onderzoeken of er biometrische verschillen
zijn tussen de geluidstypen (als maat voor ecologische
verschillen), en of broedparen gemengd
of puur zijn samengesteld (als maat voor
reproductieve isolatie).
Kruisbek Loxia curvirostra
Grote Kruisbek Loxia pytyopsittacus
Schotse Kruisbek Loxia scotica
Witbandkruisbek Loxia leucoptera
[gratis pdf] [english summary]
|