OUWENEEL GL (2000) Zomerwaarnemingen van Kleine Zwanen Cygnus bewickii op de Hellegatsplaten. LIMOSA 73 (4): 147-147.
Vanaf 1994 verblijven tijdens de zomermaanden
jaarlijks Kleine Zwanen op de Hellegatsplaten
(ZH), Aanvankelijk ging het steeds om een exemplaar,
in 1999 en 2000 om twee, In beide gevallen
ging het om volwassen dieren, In 1994 bleef de
verblijfsduur beperkt tot enkele weken in juni, in de
beide recente jaren liep deze soms uit tot ruim drie
maanden, waarbij moet worden vermeld dat ik het
gebied soms wekenlang niet bezocht (tabel 1),
Sovon (1987) geeft aan dat de Kleine Zwaan ZW Nederland
in maart al bijna heeft verlaten, terwijl bij
aankomst begin oktober het zwaartepunt van de
verspreiding in Noord-Nederland lig!. Pleisterplaatsen
in de omgeving van de Hellegatsplaten,
zoals het oostelijk deel van Overflakkee, worden
vooral in november-januari bezocht, de periode
dat op de akkers veel omgeploegde oogstresten
liggen (Koffijberg et ai, 1997), Deze vogels overnachten
op het Krammer-Volkerak, waarvan de
Hellegatsplaten de oostgrens vormen.
Gelet op de verblijfsduur tot drie maanden, is het
aannemelijk dat de waarnemingen van de zwanen
betrekking hebben op overzomerende individuen,
Of ze ook de vleugelrui in het gebied hebben doorgemaakt
is onduidelijk, Volgens Cramp & Simmons
(1977) valt de vleugelrui voor Kleine Zwanen tussen
eind juli en begin september, Met uitzondering
van 1999, waren de waargenomen vogels v66r
eind juli vertrokken (tabel 1), of werden ze in ieder
geval niet meer gezien.
Over de herkomst van de Kleine Zwanen op de
Hellegatsplaten vaIt niets zinnigs te zeggen, Of het
steeds om dezelfde vogel(s) gaat evenmin, Ten tij de van de winter- en trekvogelatlas, in 1978-83,
werden ook incidenteel Kleine Zwanen gemeld in
de maanden juni, juli en augustus. Waarschijnlijk
gaat het om vogels die met een slechte conditie na
de winter zijn achtergebleven, of vogels die tijdens
de terugtrek uit Groot-Brittannie hier zijn gestopt.
Het lijkt er op dat de huidige structuur van de
Hellegatsplaten, met z'n voormalige getijdenkreken,
begraasde ruigtes en grazige terreinen, geschikt
habitat vormt voor exoten en nieuwkomers in
de nationale (broedvogel)avifauna (Lensink 1996).
Zo is het gebied, samen met de belendende, in het
Haringvliet liggende Ventjagersplaten, een vaste
pleisterplaats voor diverse soorten flamingo's, die
pendelen tussen de broedkolonie in het Zwillbrocker
Venn en het Deltagebied (Treep 1994). Bovenal
komen er van diverse ganzen belangrijke zomerpopuiaties
voor. In 2000 ging het om 700-800
Brandganzen Branta ieucopsis (in juli), waarvan c.
40 paar met pullen. Voorts broeden er Nijlganzen
Alopochen aegyptiacus, Grauwe Ganzen Anser
anser, Tamme Ganzen A. a. domesticus en incidenteel
ook Koiganzen A. albifrons.
[gratis pdf] [english summary]
|