BOTH C (1999) Oude mezen met gebreken. LIMOSA 72 (4): 158-161.
Ouderdomsverschijnselen zijn in de natuur moeilijk
te bestuderen, onder andere omdat individuen
die gebreken gaan vertonen vaak als eerste door
predatoren gepakt worden. Een bijkomend probleem
is dat een zeer groot aantal geringde jonge
vogels nodig is om uiteindelijk een paar oude vogels
over te houden om te kunnen bestuderen.
Hierdoor zijn beschrijvingen van ouderdomseffecten
vaak anecdotisch van aard. In deze
korte bijdrage geef ik een dergelijke anecdote over
het mannetje Koolmees Parus major Rood/RoodRoodWitJRoodWit/
Aluminium (RoRo-RwRwAI).
Deze man werd op 16 mei 1988 op de Buunderkamp
bij Wolfheze (Gld) als nestjong geringd. Uit
de eerste jaren van zijn leven zijn er niet veel
waarnemingen, mede omdat zijn territorium op de
rand van het nestkastengebied lag. Zijn broedsel
zat soms weI, maar vaak niet in een nestkast. WeI
is bekend dat hij al in 1989 regelmatig in nestkasten
sliep, wat aangeeft dat hij een territorium verdedigde.
In 1995 verdedigde hij dit territorium aan
de rand van het gebied nog steeds, en vanaf dat
broedseizoen werden verschillende waarnemingen
aan dit individu gedaan. In 1995 broedde man
RoRo-RwRwAI niet in een nestkast. Het is niet
bekend of hij in een natuurlijke holte broedde,
maar weI dat hij gepaard was. In 1996 zijn er van
dezelfde plek waarnemingen vanaf 15 januari tot 4
april, waar hij zijn territorium weer verdedigde.
Dit territorium was relatief klein (0.51 ha; gemiddelde
van hele populatie in dit jaar: 0.96 ha, SD
0.41 (N=47)). Hij werd op 4 en 22 maart gezien
met vrouw AluminiurnlBlauw-RoodWit/Geel (AIBl-
RwGe; 3' kalenderjaar), maar deze vrouw werd
vanaf 28 maart opeens met zijn buurman waargenomen.
Deze buurman was hiervoor al gepaard,
maar zijn oorspronkelijke vrouw werd vanaf 15
maart niet meer waargenomen. In deze periode
stond het territorium van man RoRo-RwRwAI
zwaar onder druk, en zijn vrouw kan hebben besloten
om over te stappen naar de buurman (zie
Ens et al. (1993) voor een vergelijkbaar gebrek
aan partnertrouw bij Scholeksters Haematopus ostralegus).
Het is niet bekend of AIBI-RwGe eerst
de buurvrouw emit heeft gewerkt, of dat deze
buurvrouw verdween en ze vervolgens deze lege
plaats innam. Man RoRo-RwRwAI werd vanaf dit
moment vergezeld door een nieuwe vrouw AlumiumIBlauw-
BlauwlRood (3' kalenderjaar). Vanaf
15 maart was de druk op zijn territorium groot:
drie waarschijnlijk jonge mannen, waarvan er
twee ongeringd waren, vochten zeker
een dag intensief met man RoRo-RwRwAl.
Uiteindelijk kon man RoodWitIBlauw-Aluminium/
Geel (RwBI-AIGe) hier een territorium vestigen. Mogelijk was dit een van de ongeringde
mannen die op 15 maart waren begonnen de macht
van man RoRo-RwRwAI te ondergraven (man
RwBI-AIGe werd hier op 28 maart gekleurringd
en bleek in zijn 2e kalenderjaar te zijn). Vanaf 4
april was man RoRo-RwRwAI van het toneel verdwenen.
Man RwBl-AIGe heeft dus zo'n drie weken
nodig gehad om man RoRo-RwRwAI emit te
werken. Saillant detail is dat de laatste vrouw van
man RoRo-RwRwAI hiema naar dezelfde buurman
verhuisde als waar de eerdere vrouw al naar
toe was gegaan. De al eerder verhuisde vrouw (AIBl-
RwGe) was op dat moment van het toneel verdwenen
(emit gewerkt of door een Sperwer Accipiter
nisus opgegeten?).
Hoewel dit het einde leek van man RoRoRwRwAI,
werd hij vanaf 4 mei weer gezien,
en weI c. driehonderd meter verderop waar hij
een nieuw territorium verdedigde. Dit was op een
moment dat de andere territoriumhouders net
waren begonnen met het bouwen van nesten en het
leggen van eieren. Het zou kunnen dat op dit
moment veel mannen het druk hadden met het
bewaken van hun vrouw om buitenechtelijke copulaties
te voorkomen, en dat het daarom makkelijker
was om een nieuw territorium te vestigen.
Man RoRo-RwRwAI werd op twee dagen gezien
terwijl hij actief zong en een territorium verdedigde.
In dit seizoen bracht hij op deze nieuwe
plek met een tweede kalenderjaar vrouwtje (dus
minimaal zijn derde vrouw dit seizoen!) succesvol
een nest jongen groot in een nestkast. Het paar
deed na het succesvolle eerste legsel nog een
tweede broedpoging, maar dat strandde in het eistadium.
In het vroege voorjaar van 1997 werd man RoRo-
RwRwAI niet gezien. Hij was klaarblijkelijk
niet territoriaal totdat hij op 10 en 13 maart gezien
werd dichtbij de plek van het territorium, waaruit
hij het voortgaande jaar verdreven was. Hij was
hier bezig een territorium te verdedigen: hij werd
zingend waargenomen en had enige conflicten
met de aanwezige territoriale mannen. Hierna
werd man RoRo-RwRwAI echter niet meer in het
gebied waargenomen.
Het lijkt er dus op dat man RoRo-RwRwAI in
1996 zijn territorium is uitgewerkt door een jongere
man, en hierbij tevens z'n vrouw verloor. Het is
natuurlijk niet gezegd dat dit het gevolg was van
ouderdom, maar deze Koolmees-man vertoonde
wel enkele fysieke gebreken. Zo miste deze man
twee teennagels aan een poot, iets dat ik nooit bij
andere Koolmezen heb aangetroffen. Verder had
deze oude mees ook een kleine afwijking in zijn
verenkleed: vanaf de teugel liepen langs het oog
witte veertjes in het zwart naar boven. In menselijke
termen zouden we zeggen dat de mees grijs aan. het worden was.
In 1997 was man RoRo-RwRwAI in zijn 10' kalenderjaar.
Hoewel dit geen record is, want dit ligt
bij een 15-jarige Finse Koolmees (Glutz von
Blotzheim 1995), is het beslist oud voor Koolmezen;
op de Hoge Veluwe wordt sinds 1955 onderzoek
verricht aan Koolmezen, maar geen van de
5396 geringde Koolmezen is na het 8' kalenderjaar
waargenomen (figuur la).
Deze anecdote beschrijft een voorbeeld hoe oude
vogels uit een populatie kunnen verdwijnen.
Met het verstrijken der jaren lijken ze er in kwaliteit
op achteruit te gaan, wat bijvoorbeeld kan verklaren
waarom de grootte van territoria van Koolmees-
mannen bij hoge leeftijd afneemt (Dhondt
1971), en waarom, na een eerdere toename, de reproductie
van oudere Koolmees-vrouwen afneemt
(Dhondt 1989). Een ander interessant punt is dat
oudere Koolmezen ook vaker een jaar overslaan
met broeden (Dhondt 1985). Wanneer voor de
Koolmezen van de Hoge Veluwe de overlevingskans
als functie van hun leeftijd (gegeven dat een
individu een bepaalde leeftijd bereikt heeft) uitgerekend
wordt, dan blijkt dat deze bij hoge leeftijden
afneemt (figuur 1b). Een soortgelijk patroon is
onder meer beschreven voor Koolmezen in Engeland
(McCleery & Perrins 1989) en Bonte Vliegenvangers
Ficedula hypoleuca in Duitsland
(Sternberg 1989). Voor de Hoge-Veluwepopulatie
geldt overigens dat oudere mezen niet minder
vaak gevangen worden tijdens een broedseizoen
en de lagere overlevingskans wordt dus niet verklaard
door een veranderende vangkans. Het blijft
echter onbekend of de lagere overlevingskans van
oudere mezen veroorzaakt wordt doordat mezen
door ouderdomsverschijnselen een hogere mortaliteit
hebben, of dat ze door de jongere generatie
uit hun territoria worden verdreven. De waarnemingen
aan man RoRo-RwRwAI zijn in ieder geval
een duidelijk voorbeeld van het laatste, maar
het zal vele waarnemingsuren kosten om hier iets
algemeens over te weten te komen.
[gratis pdf] [english summary]
|