Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

BRUIJN O DE (1980) Samenvattingen themadag Mens en roofvogelsDe Kerkuil en de mens, een eeuwenoud verbond. LIMOSA 53 (4): 141-141.

Omstreeks het begin van de jaartelling was de menselijke bevolkingsdichtheid in onze streken nog zeer gering. Het landschap bestond overwegend uit woeste gronden: voornamelijk moerassen, venen en natuurlijke bossen. Voor een soort als de Kerkuil bood een dergelijk landschap weinig levensmogelijkheden. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat er uit ons land geen subfossiele vondsten van Kerkuilen bekend zijn.
      Rond de Middeleeuwen was de invloed van de mens op het landschap al groter geworden, mede door de gestegen bevolkingsdichtheid in samenhang met het ontstaan van permanente agrarische nederzettingsvormen. Zo ontstonden er stukken cultuurland omringd door woeste gronden. De Kerkuil was aan de Middeleeuwse mens goed bekend getuige onder meer afbeeldingen op schilderijen van Jeroen Bosch. Vanaf de Middeleeuwen tot aan het begin van de 20e eeuw bracht de boerenbevolking een (v66r- en sindsdien ongekende) grote landschappelijke variatie tot stand: de woeste' gronden werden afgewisseld met talloze akkers, weitjes en hooilanden, dikwijls omzoomd met wallen en heggen. Het ontstaan van graslanden en de teelt van granen maakte de opkomst van een rijke en gevarieerde muizenfauna mogelijk. Niet alleen het toenmalige (halfnatuurlijke) landschap leek voor de Kerkuil geschapen, maar ook de bijbehorende architectonische cultuur: in het landschap opgenomen nederzettingen met kerken, kloosters, kastelen, boerderijen en ve1dschuren boden de Kerkuil een nagenoeg onbeperkt aanbod aan schuil- en broedgelegenheid (als alternatief voor holle bomen). Bovendien vonden de Kerkuilen in en rond de schuren met graanopslag belangrijke voedselbronnen: een essentieel alternatief bij veldmuisschaarste en in sneeuwrijke perioden!
      Het is inmiddels wei duidelijk geworden, dat de Kerkuil in onze streken zijn grootste dichtheid bereikt( e) in het gevarieerde halfnatuurlijke landschap, evenals wijlen onze Ooievaars. Helaas is dit optimale Kerkuil-biotoop in de loop van deze eeuw (en vooral in de laatste decennia) goeddeels verminkt en zelfs grotendeels ten gronde gericht door herontginningen, verkavelingen, egalisering, ontwatering, urbanisatie, wegenaanleg en - lest nog best - door de chemische bestrijdingsmiddelen en het overmatig gebruik van kunstmest en drijfmes en de intensieve landbouw. Het overgrote deel van het biologisch eens zo rijke landelijk gebied is daarmee geworden tot agrarisch industrieterrein.
      In de toekomst heeft de Kerkuil in Nederland alleen overlevingskansen bij een actief en gericht beschermingsbeleid. Hiervoor kunnen de volgende minimumvoorwaarden aangegeven worden.
      (I) Het instandhouden of (her-)scheppen van gebieden met een toereikende prooifauna. In het polderen rivieren-landschap valt hierbij te denken aan het stichten van Veldmuis-reservaten (b.v. gekoppeld aan ganzenreservaten!) met aan de randen heggen en droge grazige ruigten voor voldoende alternatieve prooien (Bosspitsmuizen, Bosmuizen). Op de hogere gronden dient gestreefd te worden naar een extensief agrarisch beheer van sommige terreindelen en naar een zo groot mogelijke landschappelijke variatie (b.v. in het kader van de nationale landschapsparken). Het verdient alle aanbeveling om in of langs bestaande natuurreservaten weer over te gaan op traditionele landbouw (bij voorkeur graanteelt), b.v. in samenhang met het opzetten van alternatieve landbouwbedrijven.
(2) Het herscheppen van toereikende voedselbronnen voor de Kerkuil in de winter, b.v. in de vorm van voor muizen en uilen bereikblre graanopslag. Ais nood- en overgangsmaatregel is bij ongunstige wintercondities het bijvoeren van Kerkuilen op traditionele overwinteringsplaatsen aan te bevelen. .
(3) Een voortgezette uitbouw van het bestand aan Kerkuil-nestkasten in ruimtelijk samenhang met geschikte jachtgebieden (vgl. beide voorgaande punten) en afgelegen van de voor Kerkuilen zo dodelijke drukke autowegen. .
(4) Een voortgaande voorlichting van de bevolking, niet alleen kosters, boeren en burgerlui, maar met name ook in kringen van beleidmakers op het gebied van landbouw, cultuurtechniek en landinrichting.
      Van de hierboven genoemde maatregelen kunnen ook diverse andere soorten profiteren die net als de Kerkuil ernstig bedreigd zijn door de structurele aantasting van het halfnatuurlijke landschap: vogels als Zomertaling, Slobeend, Kemphaan, Watersnip, Kwartel, Kwartelkoning, Grauwe Gors, Gele Kwiksstaart, Geelgors, Roodborsttapuit, Paapje, Grauwe Klauwier en Ortolaan, maar ook soorten als Bunzing en Boomkikker. Bij voldoende grootte van halfnatuurlijke beheersgebieden kunnen wellicht ook nog enkele paren Dassen, Steenmarters, Grauwe Kiekendieven en Ooievaarsworden geholpen.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 53.4 1980
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster