LUTTIK R, & WATTEL J (1979) Observations of land birds on weather ships in the North Atlantic. LIMOSA 52 (3): 191-208.
Door waarnemers aan boord van de Nederlandse weerschepen zijn sedert
1959 vogelwaarnemingen verricht. In dit artikel worden de gegevens
betreffende land- en kustvogels samengevat en besproken. Ter vergelijking
wordt ook een overzicht gegeven van gepubliceerde waarnemingen aan
boord van Britse enNoorse weerschepen.
De waarnemingsintensiteit is weergegeven in de tabellen 2 en 3. Tabel 4
bevat een lijst van aile vastgestelde soorten. In de figuren 4 tot 10 is de verdeling over het jaar weergegeven. De verdeling over de heersende
windrichtingen vindt men in figuur 3.
Zeven soorten worden iets uitvoeriger besproken. Voor vijf van hen,
Steenloper, Graspieper, Tapuit, Koperwiek en Sneeuwgors liggen een of
meer weerstations op de normale trekroute. De Boerenzwaluw wordt met
name in het voorjaar vaak ver op zee waargenomen. Het is bekend dat deze
soort jaarlijks in klein aantal op IJsland broedt. De Spreeuw is vooral talrijk
op het weerstation M, ter hoogte van de Noorse kust. Ook op het station J,
ten westen van Ierland, worden regelmatig Spreeuwen gezien, maar alleen in
de herfst. Op het meest zuidelijke station Kilo komen nogal eens
Tortelduiven. Misschien duidt dit op een tendens om vanuit Engeland
rechtstreeks naar het zuiden te vliegen. Valke.n worden veel vaker midden op
zee waargenomen dan andere roofvogels.
[gratis pdf] [english summary]
|