SOLLIE JF (1961) Twee broedgevallen van de Morinelplevier Charadrius morinellus in de Noordoostpolder. LIMOSA 34 (3): 274-276.
Morinelplevier Charadrius morinellus Het nog nimmer, althans niet schriftelijk uitgesproken vermoeden van enkele in de N oordoosnpolder wonende ornithologen dat de Morinelplevier (Charadrius morilnellus) weI eens in de IJ sselmeer~ polders zou kunnengaan broeden, is 'in het voorjaar van 1961 bewaarheid door het vaststellen van twee bl'oerdgevallen. De nesten lagen ongeveer zes kilometer van e1kaar at. het eerste ten zuiden van Emmeloord in de N oordoostpolder, het tweede iets ten 1l10ord~ westen van deze plaats. Uit beide Iegsels zijn jongen voortgekomen, nit 'het eerste twee, uit het laatste drie. Het eerste nest heb ik getoond aan de heren prof. dT. D. BAKKER, hoogleraar in de bota~ nische oecologie aan de Rij'ksuniversiteit te Groningen en wonende te Ens in de Nool'doostpolder; dr. C. G. B. TEN KATE; J. A. F. KORIDON, vogelwachter bij het Staatsbosbeheer; A. J. C. MULDER, technisch hoofdambtenaar bij de Directie van de Wieringermeer (I}S!sdmeerpolders); C. J. S. RUITER, secretaris van de Commissie Waterwildreservaten IJ sselmeerpolders en G. DE RUIJTER, onder~ wijzer te Ens, die op mijn verzoek een kleurenfilmpje van en rondom dit eerste broedgeval heeft gemaakt. Zelf heb ilk gezorgd voor het nodige documentatiemateriaal van beide legselsin de vorm van zwartwit toto's en kleurendia's. Al rdeze heren hebbenin de vogel de Morinelplevier herkend. Het tweede broedgeval heb ilk alleen kunnentonen aan KORIDON, met wie ik op 7 juni 1961 de drie uit het legsel voortgekomen jongen heb geringd.
[gratis pdf] [english summary]
|