Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

VERWEY A (1951) Korte mededelingen: Ode van wijlen Prof. A. Verwey op de ornithologische ambities van zijn zoon Jan Verwey. LIMOSA 24 (1): 78-78.

[Dr Jan VERWEY was zo vriendelijk om de Redactie in de gelegenheid te stellen een gedicht van zijn vader, wijlen Professor A. VERWEY, dat deze bekende dichter bij gelegenheid van een St Nicolaasviering in 1916 maakte, voor de eerste maal publiceren. Gemaakt door een groot kenner van de Nederlandse taal uit bouwstenen, geleverd door een prominent vogelkenner, moest dit gedicht wel een voortbrengsel. van kunst worden met grote kwaliteiten in humor en vakkennis. Wij behoeven het wel nauwelijks aan de belangstelling van onze lezers aan te bevelen.]

Hier is een kolfje naar mijn hand:
lk was juist uitgeput van dichten,
Toen ging 'k met Jan langs land en strand,
En yond, wat 'k hier nu zal berichten,

Ik was juist uitgeput van rijmen,
En wist geenwoord meer om te lijmen
Aan 't and're woord; toen toonde Jan
Me 'n land vol vogels en die dieren,
Z66 fraai en ook z66 vreemd benaamd,
Oat ik, om jullie te pleizieren,
Zooals 't een goed poeet betaamt,
Wel zeven weken rijmen kan !

Ik zag daar niet alleen de leeuwerik,
Maar de heimouriken de dooverik,
En de gril en de grit en de kwid en de krik
En de tuut en de fuut en de tureluur
En de duut en het vogeltje schiet-in-'t-vuur,
En de tjuut en de schrieverik.

En een vogel heette de kiekendief,
En een andere noemde zich "zoetelief" ;
Eneen kliet en een knot en een ak en een gust,
En een alk eneen erk en een krak en een krust
Gezelsten verheugd met een kokelevi
Een dominee, een deen 'en een krie !

En dat vriendelijke vogeltje "levendigheid"
Oat vrijde zoowaar met lijzetijd,
En het zag om een hoekje een kalen kadotter
Met zijn vriendjes, den sprotter en protter.
Ik kan je verzek'ren, er kwam geen end

Aan het rare gedoe: wB.B.r dat 'k me ook wend,
Overal het vreemdste concilie.
Een Noorman en een witte non
Zongen sopraan en bariton.
Een grijze lummel liep als familie
Met een ge1en hofzanger en een swel.
't Is waarlijk te zot, dat ik 't verte1,
Maar een meneer noemde zich staring,
Je weet we1, den dichter, - en toen kwam dwaaske
En vroeg waarachtig 66k am een plaatske.

En eind'lijk, als de baas van 't spul, klein Jannetje Arm in arm met 't ovenbakkermannetje. Dat was mijn laatst' openbaring: Ik zette alles trouw op papier, En liet 't dragen door de grote schier.

Voor wat de verklaring der populaire voge1namen betreft verwijzen wij naar het alphabetisch naamregister van het werk "De Nederlandsche Voge1s" door Dr C. Eykman et al. met de volgende aanvullingen: Heimourik =kneu; Ture1uur = ook kuifleeuwerik ; Duut = gee1gors; Schrieverik = geelgors; Kliet = grote wulp en scholekster; Krust = krakeend; Kokelevi = kuifleeuwerik; Krie = zwarte kraai; Levendigheid = grauwe vliegenvanger; Kale kadotter, sprotter, protter en staring = spreeuw; Noorman = koperwiek ;grijze lummel = bonte kraai; Gele hofzanger = spotvogel; Groote schiere = wilde gans; Gust is onzeker.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 24.1 1951
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster