WIGMAN AB (1951) De broedende slechtvalk (Falco peregrinus Tunst.) in het seizoen 1950. LIMOSA 24 (1): 8-10.
Op 6 April 1950 werd de slechtvalk nagenoeg terzelfde plaatse als
in 1949 (zie Limosa, 22, p. 337-341) broedende aangetroffen
door de heren R. HOLTHUIS en J. Ex. Dezelfde dag zag ook ik de
beide vogels roepend en kringend boven het nestterritorium. Het
horst, dat 3 eieren bleek te bevatten (zie fig. 1), bevond zich wederom in een kleine groep grove dennen, z.g. vliegmast, aan de rand
van een reeds weer begroeide zandverstuiving. Hoogte ± 3 1/2 m en
afstand van het horst '49 ongeveer 350 m (zie fig. 2). Er werd zo
min mogelijk bezoek gebracht aan het milieu en 14 April berichtte
de heer J. PHILIPPONA mij, dat alles nog in orde was, terwijl ook
22 April het CJ ter plaatse gesignaleerd werd, evenals op 30 April.
Wij meenden derhalve, dat alles een gunstig verloop zou hebben,
niettemin bleken bij een ingesteld onderzoek enkele dagen nadien
de eieren helaas uit het horst te zijn verdwenen. Er zijn tekenen
die er op wijzen dat zulks door's mensen hand aeschiedde. Middelerwijl vond de heer J. STOFFEL de vogel d.d. 21 Mei - toen ik wegens de Club~excursie naar het Zwanenwater afwezig was - opnieuw broedend in een 7 a 8 m hoge kroonden, enkele km noordoostelijker. Dit nest - oorspronkelijk, evenals de voorgaande twee,door een kraai gebouwd- bevatte op onze inspectie de volgende dag twee eieren en onverwijld werden deugdelijke maatregelen getroffen om de boom door omwikkeling met prikkeldraad onbeklimbaar te maken. Na mijn terugkeer van het Ornithol. Congres in Zweden bleek het horst tot ons grote leedwezen verlaten en het legsel verdwenen; vermoedelijk is zulks door kraaien geschied, want de boom was stellig niet beklommen. Ik houd het ervoor, dat de eieren onbevrucht zijn geweest en om die reden door het paar
werden verlaten. Dit vertoonde zich sindsdien zelden meer in de omgeving.
Slechtvalk Falco peregrinus
[gratis pdf] [english summary]
|