STIP A, KLEIJN D & TEUNISSEN W (2013) Effecten van het aanbieden van voedselgewassen op de talrijkheid van overwinterende akkervogels: een eerste analyse. LIMOSA 86 (3): 132-139.
Veel wijst er op dat de problemen van Europese
akkervogels tenminste voor een deel worden veroorzaakt
door voedselschaarste in de winter, als
gevolg van een steeds efficientere landbouwpraktijk
waarin onkruiden en oogstresten zeldzame
verschijnselen zijn geworden. Als maatregel om
deze bottleneck op te heffen valt te denken aan
het inzaaien van kleine oppervlakten akkerland
met gewassen die voor vogels geschikt wintervoedsel
opleveren. In dit artikel worden de eerste,
hoopgevende resultaten besproken van een experiment
waarin dit in een aantal Nederlandse akkergebieden
is gebeurd.
Het gaat al decennialang niet goed met akkervogels. Zowel
broedpopulaties als de aantallen overwinteraars nemen in
grote delen van Europa in snel tempo af (Krebs et al. 1999,
Donald et al. 2001). In ons land nam bijvoorbeeld het aantal
broedparen van een typische akkervogel als de Kneu
Carduelis cannabina met 56% af tussen 1990 en 2010 (Boele
et al. 2012). In het Verenigd Koninkrijk daalde de populatie
van dezelfde soort met een vergelijkbare 53% tussen 1976 en
2001, en in Zweden werd in dezelfde tijdspanne een afname
van 62% geregistreerd (Wretenberg et al. 2006). De populatieontwikkeling
van de Kneu staat model voor de trends bij
andere zaadeters van het boerenland, zoals Ringmus Passer
montanus, Veldleeuwerik Alauda arvensis en Grauwe Gors
Emberiza calandra. Alles wijst erop dat er structureel iets is
veranderd in het akkerland. Er is de laatste jaren vooral in
Groot-Brittannië vrij veel onderzoek verricht naar de oorzaken
van de populatieterugval van akkervogels (o.a. Siriwardena
et al. 1998, 2007, 2008, Chamberlain et al. 2000, Newton
2004, zie ook Bos 2013). Uit deze studies komt naar voren dat
onder de zaadetende akkervogels een afnemende voedsel beschikbaarheid, voornamelijk in de winter, de belangrijkste
oorzaak van de afname is (Newton 2004). Daarnaast speelt
ook de afname van het areaal geschikt broedhabitat een rol
(Newton 2004). De beperkte voedselbeschikbaarheid in de
late winter is mogelijk een knelpunt in de overleving van
zaadetende akkervogels (Siriwardena et al. 2007). Dit artikel
richt zich op dit probleem.
De afgenomen voedselbeschikbaarheid voor zaadeters
wordt veroorzaakt door grote veranderingen in de landbouw,
die vooral sinds 1950 in West-Europa zijn opgetreden.
Newton (2004) wijst een aantal belangrijke veranderingen in
de agrarische sector aan (let wel, er zijn veel meer oorzaken
aan te wijzen dan de hier volgende). In willekeurige volgorde
zijn deze: (1) Het toegenomen gebruik van herbiciden. Deze
chemicaliën reduceren in belangrijke mate de aanwezigheid
van akkeronkruiden, vanouds een belangrijke voedselbron
voor overwinterende akkervogels. (2) De aanzienlijke toename
in het areaal Maïs Zea mays, in Nederland van 0 ha in
1960 naar zo'n 230 000 ha in 2010, ca. 12% van het agrarisch
landoppervlak (Cbs, Pbl & Wageningen UR 2012). Op percelen
met Maïs groeien nauwelijks tot geen onkruiden, waardoor
het zaadaanbod voor akkervogels hier minimaal is (Gibbons
et al. 2006). (3) De afname in het areaal met graanstoppels
die gedurende de winter ongeploegd blijven. Tegenwoordig
gaan veel akkers netjes geploegd de winter in. (4) Een
verschuiving in de gewasteelt van zomer- naar wintergraan
in combinatie met een verminderd areaal rogge- en haverteelt.
Ook dit heeft geleid tot een drastische achteruitgang
van het wintervoedselaanbod voor akkervogels in het boerenland
(zie ook Bos 2013, Bijlsma 2013).
Op kleine schaal wordt in Nederland geëxperimenteerd
met het aanbieden van extra voedsel voor akkervogels in
de winter (zie onder andere Arisz et al. 2009, Bos et al. 2011,
Roodbergen et al. 2011, Ottens et al. 2013). Veelal betreft het
akkerranden met mengsels van verschillende soorten of monocultures
van akkerbouwgewassen. Het effect van het aanbieden
van extra voedsel door middel van gewasmengsels
op de overleving en reproductie van akkervogels is echter in
ons land nog nooit op grote schaal onderzocht. Eveneens is
nog onduidelijk welke gewasmengsels tot in de late winter
een verhoogd aanbod van zaden garanderen. Daarom hebben
Sovon en Alterra in 2011 een grootschalig experiment
opgezet, waarbij op landschapsschaal het voedselaanbod
voor akkervogels experimenteel is vergroot en de respons
van akkervogels is gemonitord. In de winter van 2011/2012
zijn deze gebieden onder andere drie maal volledig geteld
op aanwezige akkervogels. De eerste resultaten van dit
meerjarige onderzoek worden in dit artikel kort besproken.
Daarbij staat de vraag centraal wat voor effect het aanbieden
van extra voedsel heeft op de aantallen en soortenrijkdom
van akkervogels in de winterperiode.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|