(2000) Recensie: van den Berg AB, ... (et al), 1999 Zeldzame vogels van Nederland. Avifauna van Nederland 1.. LIMOSA 73 (1): 36-37.
Zeldzame vogels van Nederland. Avifauna van
Nederland 1. van den Berg A. B. & Bosman C. A.
W. 1999.GMB Uitgeverij, Haarlem I KNNV Uitgeverij,
Utrecht. 397 p. ISBN 90-74345-13-1. Prijs
f 84,50 (Ieden f 74,50).
In het laatste jaar van de twintigste eeuw verscheen
deel1 van de Avifauna van Nederland. Dit
deel kreeg de subtitel Zeldzame vogels van Nederland,
met vermelding van aile soorten. Het
tweede deel zal een overzicht geven van aile vogelsoorten,
waarbij de zeldzame soorten aileen
kort worden vermeld. De eerste indruk van het
boek is prachtig. Het boek is fraai vormgegeven
en voorzien van een serie mooie foto's. Het betreft
zowel haarscherpe recente kleurenfoto's als bijzondere
historische foto's zoals de broedende
Lachstern op De Beer. Van soorten als Grote Trap,
Steppenhoen, Griel en Lachstern zijn mooi uitgewerkte
historische overzichten opgenomen. De
schrijvers hebben de moeite genomen om vele
gegevens door te spitten en overzichtelijk weer te
geven.
Bij een nauwkeurige bestudering van de gegeyens
en de inleidende hoofdstukken blijkt echter
dat aileen die waarnemingen zijn opgenomen die
door de CDNA zijn geaccepteerd. De schrijvers
melden in de inleiding dat dit kan leiden tot een
"schijnbare onevenwichtigheid". Dat is helaas wat
zwak uitgedrukt. Van soorten die zeer zeldzaam
zijn, is het overzicht mogelijk redelijk volledig en
secuur. Van soorten die iets algemener zijn of zijn
geworden, is de opgenomen informatie veelal
(zeer) incompleet. Soorten die plotseling niet meer
beoordeeld worden of die door waarnemers te algemeen
worden geacht om in te sturen komen
zeer onvolledig in de figuren terecht. De figuren
zijn op deze manier een fraai vormgegeven kaartenbak
zonder biologische inhoud. Het is momenteel
onduidelijk of deze soorten in de Avifauna
deel 2 wei de aandacht krijgen die ze verdienen.
De auteurs scharen een deel van voornoemde
kritiek in de inleiding onder het stukje met als titel
"Facts versus trends". Ze suggereren een verschil
tussen de zin van het verzamelen van facts bij
zeldzame soorten enerzijds en algemene soorten
anderzijds. Dit is een vreemde tweedeling die volgens
de auteurs noodzakelijk is omdat de procentuele
fout bij kleine aantallen relatief groot is in het
geval van een foute determinatie. Oat is waar,
maar voor de meeste vogelaars is het irrelevant of
er in 1999 nou 2 of 3 Donsstormvogels langs de
kust zijn gevlogen. Het blijft immers in beide gevallen
een zeldzaam verschijnsel. Daarnaast wordt er
gesuggereerd dat er een verschil is in het aanvaarden
van een broedgeval tussen de CDNA en
Sovon. Dit is ten onrechte, aangezien bij zeldzame
vogels veel vogelaars in Nederland (en ook Sovon)
behoefte hebben aan informatie over de zekerheid
van broeden, terwijl bij algemene soorten laat een
ieder (ook de CDNA) het criterium los dat er per se
een nest gevonden moet worden. Want anders
moest de Sprinkhaanzanger door de CDNA toch
als een zeer zeldzame broedvogel worden opgenomen
in dit boek.
In de veldbiologie worden verspreidingskaarten
en grafieken in de regel gebruikt om inzicht te geven
in het voorkomen van soorten in ruimteen tijd.
In dit boek is dit maar ten dele het geval. De figuren
tonen immers aileen het aantal bij de CDNA
geregistreerde gevallen. De presentatie van de
gegevens is hierdoor vaak biologisch niet bruikbaar,
maar tegelijkertijd ook te overdadig. Dit uit
zich in de aanpak dat reeds bij soorten met twee
waarnemingen standaard zowel een kaart als een
staafdiagram van de waarnemingen gedurende
het seizoen wordt gepresenteerd! Bij N=2 is de
tekst met de vermelding echt wei voldoende. Bij de
onder andere de Arendbuizerd leidt dit tot een komische
situatie waarvan je zelfs van veel buitenlanders
mag verwachten dat ze weten waar Amsterdam
ligt. Ten overvloede worden boven de staafjes
in de diagrammen nog het aantal weergegeven
waarop het staafje betrekking heeft. Bij N=4 wordt
ook overgegaantot een staafdiagram waarbij de
waarnemingen op een tijdbalk van heden terug tot
1800 worden gepresenteerd. Bij de historische
overzichten bij soorten als Steppehoen is dit nuttig,
maar voor de meeste soorten geeft dit geen extra
informatie.
Natuurlijk vormt het boek een prachtig overzicht
van vele waarnemingen. Helaas is het een 'plat'
boek zonder inspiratie, doordat aile vogels worden
teruggebracht tot gevallen. Terwijl juist bij zeldzaamheden
de fantasie wordt geprikkeld. Waar
komt de vogel vandaan? Hoe is die hier terechtgekomen
terechtgekomen?
De anekdotische gevallen van de Canadese
Kraanvogel en Oehoe zijn in deze zin onderhoudend
enspreken voor zichzelf, net alssommige
foto's, zoals de hilarische foto van de Sneeuwuil
op Schiermonnikoog. Het meest overheersende
gevoel bij het doorlezen van de Avifauna deeI 1
daarentegen is. dat je als lezer iets onthouden
wordt, namelijk een synthese van beschikbare
kennis en ideeen die moeten bestaan over het
voorkomen van zeldzaamhedenin Nederland. Hier
komen we dan ook bij de kern van het boek, namelijk
voor wie dit boek is geschreven, Van een
boek met als hoofdtitel Avifauna van Nederland
zou je mogen verwachten dat het is geschreven
voor een publiek dat breder is dan soortenjagend
Nederland. Het is evident dat dat niet het geval is.
Oat is jammer, want daar waar de informatie bruikbaar
is voor een biologisch interessante presentatie,
wordt dit achterwegegelaten. Wanneer de informatie
meer biologisch uitgewerkt zou zijn, zou
een groter lezerspubliek dan de leden van de
Dutch Birding Association aan zijn trekken zijn gekomen
dan nu het geval is. Welke vogelaar vind
het namelijk niet leuk om een zeldzame vogel tegen
te komen en vraagt zich niet af waarom bijvoorbeeld
in het ene jaar meer Bladkoningen opduiken
dan in het andere? Dezelaatste soort is een
van de vele die schreeuwt om eenverdere analyse
van de waarnemingen, inclusief de waarnemingen
die nietbij de CDNA bekend zijn.
Recensie van Jan van der Winden en Martin Poot
[gratis pdf] [english summary]
|