VLEK R (2011) Snouckaert's geesteskind: 100 jaar Club van Nederlandse Vogelkundigen. LIMOSA 84 (2): 50-60.
Dit jaar viert de Club van Nederlandse Vogelkundigen,
een sectie van de Nederlandse Ornithologische Unie,
zijn honderd jarig bestaan. Opgericht in 1911 speelde
de Club in de vorige eeuw een vooraan staande rol in ornithologisch
onderzoek op een breed terrein. Limosa
komt als tijdschrift voort uit het Jaarbericht, later
Orgaan, van de Club. Alle reden voor een terugblik,
waarin de diverse bijdragen van de Club aan de beoefening
van de ornithologie in Nederland en daarbuiten
centraal staan.
In februari 1911, ruim een eeuw geleden, trad de ornitholoog
René baron Snouckaert van Schauburg af als voorzitter van de
Nederlandsche Ornithologische Vereeniging (NOV; opgericht
maart 1901) en bedankte tegelijk als lid. Achtergrond van
zijn besluit was de al sinds 1904 slepende controverse met het
bestuur, in het bijzonder Jac. P. Thijsse, en een meerderheid
der NOV-leden over de op handen zijnde Vogelwet van 1912,
die in een algehele bescherming van vogels voorzag. De directe
aanleiding voor Snouckaert's onverwachte en nogal rigoureuze
stap was het voorstel van enkele leden, overgenomen
door het bestuur, om de vogelbeschermer Thijsse voor
te dragen als erelid van de NOV. Dat ging voorzitter Snouckaert
veel te ver. Voor hem behoorde vogelbescherming in
principe niet tot de doelstellingen van de vereniging (NOV
1905: 11-12). Thijsse en zijn vriend de vogelfotograaf en preparateur
Steenhuizen pleitten echter voor bescherming van
Lepelaars Platalea leucorodia en roofvogels. Deze gestaag
oplopende controverse kwam na zes jaar tot een finale emotionele
uitbarsting: Snouckaert exit. Om een misverstand uit de weg te ruimen: het was geen groot schisma binnen de NOV
(al waren er kampen; de Beaufort 1953); het was vooral de
voorzitter zelf die zich afscheidde.
Een half jaar later richtte Snouckaert een eigen 'Club van
Nederlandsche Vogelkundigen' (CNV) op, met als verenigingsblad
het 'Jaarbericht der Club van Nederlandsche Vogelkundigen'
(jaargangen 1-17), dat vanaf de tiende jaargang
(1920) in kwartaalafleveringen verscheen. Daarom werd het
per oktober 1928 omgedoopt tot 'Orgaan der Club van Nederlandsche
Vogelkundigen' (negen jaargangen, 1928-1936).
Deze lange en lastig citeerbare tijdschriftnaam werd vanaf de
tiende jaargang per maart 1937 veranderd in Limosa (thans 83
jaargangen gerekend vanaf het eerste nummer van het Orgaan).
Feitelijk vieren we dus met de afsluiting van de 83e jaargang
van Limosa het 100-jarige bestaan van ons tijdschrift.
De Club zelf fuseerde in januari 1957 met de NOV tot Nederlandse
Ornithologische Unie (NOU), maar bleef een zelfstandige
sectie binnen de NOU met eigen vergaderingen en
excursies. De tijdschriften van NOV en CNV bleven als afzonderlijke
uitgaven van de NOU bestaan, waarbij Limosa zich
meer richtte op de Nederlandse avifaunistiek en Ardea (eerste
jaargang 1912) zich specialiseerde op het gebied van
ethologie en andere onderdelen van wetenschappelijke ornithologie.
De Club heeft zeker in de eerste 60 jaar van haar bestaan
een bijzondere bijdrage geleverd aan de Nederlandse ornithologie,
in een tijd waarin er nog nauwelijks professionele en
universitaire beoefenaars van het vakgebied waren. In dit artikel
beschrijf ik vooral de wetenschappelijke bijdrage van de
Club aan het ornithologisch onderzoek in Nederland. De Club
kan bogen op verschillende wapenfeiten op het gebied van
taxonomisch en avifaunistisch onderzoek, zowel in de toenmalige
Nederlandse koloniën als in Nederland zelf. Daarnaast
heeft de Club een rijke nalatenschap aan publicaties en verzamelingen,
die nog immer voor onderzoek te raadplegen zijn
in bibliotheken en zoölogische musea. Maar eerst moeten de
Club en de veranderingen die deze in de loop der tijd heeft
doorgemaakt kort worden getypeerd.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|