Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

GERRITSEN G (2008) Het massaal vissen van Aalscholvers in de IJsseldelta tijdens slecht weer. LIMOSA 81 (1): 30-31.

Op 22 juni 1996 werd ik om 9u15 compleet verrast door een groep van enkele duizenden vissende Aalscholvers in de IJssel bij Zalk (Ov.). Toen ze na een kwartier door schepen werden verstoord vlogen de vogels stroomopwaarts, in ieder geval tot Zwolle. Tussen 10u00 en 11u00 vertrokken ze daarvandaan in (noord)westelijke richting. Doordat ze in linies wegvlogen waren ze goed te tellen; het ging in totaal om liefst 3500 individuen, een ongewoon groot aantal voor dit gebied. Ik beschouwde de waarneming dan ook als een incident, maar inmiddels zijn er zoveel waarnemingen, dat het al een vertrouwd verschijnsel is geworden bij ruig zomerweer. In eerste instantie dacht ik dat de Aalscholvers afkomstig waren van de kolonie in de Bakkerskooi die op ca. 20 km afstand ligt van het zwaartepunt van de waarnemingen. Die kolonie telde in 1996 echter slechts 1100 paren (Veldkamp 2006). Gezien het aantal van 3500 Aalscholvers is deze herkomst dus niet erg waarschijnlijk. Bovendien klopte de richting waarin de vogels wegvlogen niet, want de Bakkerskooi ligt in NO-richting. Waarschijnlijker was dat de vogels afkomstig waren uit de Oostvaardersplassen. Dit vermoeden werd bevestigd door Mennobart van Eerden (Rijkswaterstaat/Waterdienst), die meldde dat Aalscholvers bij harde wind problemen hebben omin hetMarkermeer en IJsselmeer voldoende vis te vangen. Vooral bij noordwestelijke wind, met een maximale strijklengte van de golven, wordt het normale visgebied van de broedvogels uit de Oostvaardersplassen troebel door opwerveling van bodemslib. Voor een oogjager als de Aalscholver vormt dat een groot probleem, waardoor ze moeten uitwijken naar rustiger enminder troebel water,meestal op grotere afstand van de broedkolonie. Na een vergeefs bezoek aan het Markermeer en IJsselmeer gaan de Aalscholvers eerst oostwaarts naar het Ketelmeer. Als ook daar het doorzicht van de waterkolom te slecht wordt trekken ze de IJssel op. De verst waargenomen visstek, de Vecht bij Zwolle, ligt op ruim50 kmvan de Oostvaarderplassen. Dergelijk grote afstanden verminderen het aantal voedselvluchten dat de vogels kunnenmaken doordat ze meer vliegtijd nodig hebben.
      Uit tabel 1 blijkt dat het uitwijken naar de IJsseldelta in maar liefst 8 van de 12 zomers in de periode 1996-2007 is waargenomen.Wel namen in de loop der jaren de aantallen af, doordat de kolonie in de Oostvaardersplassen inmiddels is gehalveerd, van 5550 paren in 1996 tot 2555 paren in 2006 (M. van Eerden). Vanaf 1996 is het broedsucces vaker gering, tot gemiddeldminder dan 1 jong per nest (M. van Eerden). In zomers met dagenlange harde wind (kracht 4-6 Beaufort) hebben de Aalscholvers van de kolonie in de Oostvaardersplassen dus een groot probleem. Door de grote vliegafstanden kunnen de oudervogels onvoldoende voedsel voor de jongen aanleveren en komt het broedsucces sterk onder druk te staan (Platteeuw et al. 1995).Meerdere periodenmet harde wind in hetzelfde broedseizoen kunnen het succes tot vrijwel nul reduceren. Dit is vermoedelijk één van de redenen dat Aalscholvers zich recent vanuit de grote kolonies in het zuidelijke IJsselmeergebied noordwaarts verplaatsen, met onder andere een grote nieuwe kolonie op het kunstmatige eiland De Kreupel in het IJsselmeer ter hoogte van Medemblik (M. van Eerden). Omdat het IJsselmeer minder snel troebel wordt dan hetMarkermeer is een kolonie bij het IJsselmeer voor Aalscholvers duidelijk gunstiger gelegen dan een kolonie aan de rand van het Markermeer, dat door een hoger slibgehalte ook bij minder sterke wind al snel te troebel wordt.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 81.1 2008
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster