SALOMONS M DIJKSTRA C & VERHULST S (2001) Themadag 'Evolutie van Sociaal Gedraag': Sociale dominantie en broedsucces bij de Kauw. LIMOSA 74 (2): 75-75.
Kauwen Corvus monedula brengen het grootste
deel van het jaar door in groepsverband. Ze overwinteren
en foerageren in grote groepen en Kauwen
broeden ook vaak in kolonies. Binnen deze
groepen geldt een strikte hiërarchie, met dominante
en ondergeschikte vogels. Een hoge rang wordt
meestal geacht voordelen met zich mee te brengen,
doordat gevechten over voedsel en goede
nestplaatsen per definitie uitvallen in het voordeel
van de meest dominante vogel. Dat dit echter niet
altijd een hoger voortplantingssucces oplevert,
blijkt uit een studie aan de kauwenkolonie bij het
Zoölogische Laboratorium in Haren, waar werd gevonden
dat de meest dominante Kauwen juist weinig
uitgevlogen jongen produceerden (Roell 1978,
Behaviour 64: 1-124). Ons onderzoek was er op
gericht om uit te vinden of deze vondst reproduceerbaar
is, Dit is mede interessant omdat ondertussen
in een Engelse kolonie werd vastgesteld
dat de meest dominante Kauwen de meeste jongen
produceerden (Henderson & Hart 1995,
Journal of Avian Biology 26: 217-224), Daarnaast
werd onderzocht of de geslachtsverhouding van
de nakomelingen samenhangt met de dominantie
van de vader, Dit laatste is spannend omdat in toenemende
mate duidelijk wordt dat vogels de geslachtsverhouding
in hun legsel kunnen beïnvloedden.
In 1998 en 2000 werden in maart en de eerste
he1ft van april observaties uitgevoerd om de hiërarchie
binnen de kolonie te bepalen, Dit gebeurde
door de uitkomst van conflicten over door ons aangeboden
voedsel te scoren, Vervolgens werden
de nestkasten regelmatig gecontroleerd, om gegevens
te verzamelen over legdatum, legselgrootte
en groei en overleving van de jongen, De gegevens
uit deze twee jaren ondersteunen de bevindingen
van Roell: dominante vogels produceren
een lager aantal uitgevlogen jongen dan subdominante,
Daarbij zijn de jongen die ze produceren
ook nog eens lichter en kleiner, waardoor de verwachte
overlevingskansen lager zijn.
Gegevens uit 1998 tonen een spectaculair verband
tussen de rang van een Kauw en het geslacht
van zijn nakomelingen (gegevens van 2000 zijn nog niet beschikbaar), Het aandeel mannelijke
nakomelingen in een legsel is groter bij dominante
dan bij subdominante paren, Vooral bij het eerste
ei van de legsels is dit effect erg sterk.
Vervolgvragen zijn: Waarom produceren vrouwen
met dominante mannen meer zonen? Waardoor
hebben dominante mannen een laag broedsucces?
Een oorzaak hiervan zou kunnen liggen in
een slechte start: de vrouwtjes die gepaard zijn
met een dominante man blijken namelijk kleinere
eieren te leggen. Observaties van de broedzorg
tonen voorlopig geen verschillen tussen Kauwen
met een hoge of een lage rang. Een raadsel blijft
waarom de Kauwen investeren in een hoge sociale
rang, terwijl ze daarvoor gestraft worden met
een laag broedsucces.
[gratis pdf] [english summary]
|