GERRITSEN GJ (2001) Zomerconcentraties van ruim 1000 Nijlganzen Alopochen aegyptiacus in Zwolle. LIMOSA 74 (1): 27-28.
Overijssel kent een groeiende populatie Nijlganzen
met waarnemingen sinds 1983 en een eerste nestvondst
in 1984 (Gerritsen & Lok 1986, Gerritsen
1997). Deze vestiging kwam waarschijnlijk voort uit
de rond die tijd al aanwezige populatie in het Gelders
rivierengebied (Teixeira 1979, Lensink 1996),
en maakt onderdeel uit van de succesvolle opmars
van de Nijlgans in ons land. De uitbreiding van de
Nijlgans in Overijssel wordt gevolgd door middel
van maandelijkse watervogeltellingen die vanaf het
seizoen 1982/83 worden georganiseerd door de
Provincie Overijssel. Ten behoeve van dit project
worden van oktober tot en met maart alle belangrijke
watervogelgebieden geteld. Tot en met 1989/90
werden alleen langs de IJssel tussen Deventer en
Zwolle en uit de IJsseldelta Nijlganzen gemeld.
Vanaf 1990/91 werd de soort ook op meer pleisterplaatsen
gezien, zoals de polders rond De Wieden
en De Weerribben, de Vechtuiterwaarden en het
Haersterbroek nabij Zwolle. De kolonisatie van de
Vecht verliep vanuit het westen. In 1991/92 bereikte
de Nijlgans Vilsteren en een seizoen later Hardenberg.
Na 1991/92 verspreidde de soort zich
verder over Overijssel. De seizoensmaxima bleven
tot en met 1992/93 beneden de 100, maar daarna
stegen de aantallen explosief. In 1995/96 ging het
al om 600 vogels. Ten opzichte van de landelijke
cijfers zijn dit geen onbelangrijke aantallen. In
1995/96 bedroeg het landelijke maximum namelijk
zo'n 3650 in oktober en in 1998/99 ging het om
6100, eveneens in oktober (Sovon Ganzen- en
Zwanenwerkgroep 1997, 2000
[gratis pdf] [english summary]
|