SPAANS A (2000) Grote plaatstrouw van Kokmeeuwen Larus ridibundus aan een winterkwartier in Den Haag. LIMOSA 73 (3): 87-96.
Kokmeeuwen komen 's winters in grote aantallen in onze steden
voor. Zij leven daar vooral van brood dat het publiek aan de vogels
voert. Daarbij laten de meeuwen vaak een vertrouwelijk gedrag
zien, hetgeen erop kan duiden dat het de hele winter grotendeels
om dezelfde meeuwen gaat en de vogels iedere winter
naar dezelfde plek terugkeren. In het begin van de jaren zestig is
dit op de Hofvijver in het centrum van Den Haag nader onderzocht
aan de hand van meeuwen die van kleurringen waren
voorzien. Veel geringde meeuwen bleken inderdaad niet aIleen
dezelfde winter maar ook in de winters daarop geregels op de
Hofvijver aanwezig te zijn. Grote plaatstrouw van Kokmeeuwen
aan het winterkwartier is ook in andere steden in Nederland en
elders in Europa gevonden en lijkt eerder regel dan uitzondering
Kokmeeuwen zijn het hele jaar door een algemene
verschijning in ons land, al kunnen de
aantallen in ruimte en tijd sterk fluctueren
(Sovon 1987). In steden en dorpen zijn de
grootste aantallen in de winter aanwezig, met
uitschieters in periodes met vorst en sneeuwval,
als de foerageermogelijkheden buiten de bebouwde
kom gering zijn (Nijhoff et al. 1963, Hulscher
1985, Sovon 1987). De vogels die
's winters in ons land verblijven, betreffen
slechts voor een klein deel onze eigen broedvogels.
Het merendeel van de Kokmeeuwen
die in Nederland broeden, trekt in de zomer
en herfst naar het westen en zuiden weg.
Een klein aantal bereikt daarbij zelfs het noorden
van Afrika. De blijvers worden vanaf de zomer
tot ver in de winter aangevuld met meeuwen
uit Noord- en Oost-Europa (Speek & Speek
1984).
In Den Haag zijn Kokmeeuwen eveneens het
hele jaar door aanwezig. Ook hier zijn de aantallen
in de winter het grootst (Tinbergen 1930,
Nijhoff et al. 1963, deze studie). In de winter
1962/63 werden bij enkele simultaantellingen in
de hele stad (toen kleiner in oppervlakte dan nu)
ruim 7000 (bij zacht weer) tot meer dan 30 000
vogels (bij strenge vorst) geteld (Spaans &
Swennen 1964). De meeuwen werden verspreid
over de hele stad gezien, al waren ze op wateren
en op grasvelden en daken daaromheen talrijker
dan elders.
Op de Hofvijver in het centrum van Den Haag werden in 1960 en 1961 's winters enkele honderden
Kokmeeuwen geteld, met als maximum
een aantal van 800 tijdens een periode met
vorst (Nijhoff et al. 1963). De meeuwen bleken
vrijwel geheel te leven van brood dat door het
publiek aan de vogels werd gevoerd. Vanaf het
moment dat de aantallen in de herfst sterk toenamen,
pikten de meeuwen het brood ook veelvuldig
uit de hand van de mensen. Elders in de
stad werd dit fenomeen niet gezien. Op de Hofvijver
werd het echter ook al in de jaren twintig
opgemerkt (Tinbergen 1930). De meeuwen vertoonden
hier dus al tientallen jaren een heel vertrouwelijk
gedrag. Dit gedrag deed bij mij het
vermoeden rijzen dat het hier de hele winter
door grotendeels om dezelfde meeuwen ging
en dat de vogels iedere winter naar deze plek
terugkeerden. Dit is in de winters 1962/63 tot en
met 1964/65 onderzocht door gedurende de
eerste twee winters meeuwen te vangen en
door middel van kleurringen in het veld individueel
herkenbaar te maken. De resultaten van dit
onderzoek zijn destijds slechts in algemene termen
beschreven (Spaans & Swennen 1964).
Gedurende de laatste 10-15 jaar staat in ons
land onderzoek naar plaatstrouw van Kokmeeuwen
opnieuw in de belangstelling (de Beer &
Majoor 1986, 1988, van Dijk 1990, 1993, van
Dijk & Majoor 1995, Majoor 1997). In dit artikel
worden de resultaten van het onderzoek op de
Hofvijver daarom alsnog in detail beschreven
en wordt een overzicht gegeven van de plaatstrouw van Kokmeeuwen in Nederland en elders
in Europa.
Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus = Larus ridibundus
[gratis pdf] [english summary]
|