CAMPHUYSEN CJ (2000) Zomerwaarnemingen van Noordse Pijlstormvogels Puffinus puffinus in Nederland. LIMOSA 73 (1): 7-16.
Zomer aan zee: keilende Noordse Pijlen. In sommige jaren bij harde
westenwind een niet ongewoon verschijnsellangs de Hollandse
kust. Maar wat doen deze vogels hier, midden in het broedseizoen
en zo ver van hun broedgebied? Uit inventariserend en voedselecologisch
onderzoek op open zee blijkt het zomervoorkomen van
Noordse Pijlstormvogels op de zuidelijke Noordzee samen te hangen
met de voedselrijke zone langs de Britse oostkust die zich uitstrekt
tot het Friese Front ten noordwesten van Texel.
Noordse Pijlstormvogels worden hoofdzakelijk
van juni tot en met oktober in de Nederlandse
kustwateren waargenomen. In het jaarlijkse
voorkomen zijn drie perioden te onderscheiden:
(a) winter en voorjaar (november-mei), een periode
waarin Noordse Pijlstormvogels zeldzaam
zijn maar in vrijwel aile maanden wei eens zijn
waargenomen, (b) de maanden juni en juli, een
periode waarin met name voor de Noord-Hollandse
kust soms meer dan 100 vogels op een
dag kunnen worden gezien, en (c) de herfst (augustus-
oktober), wanneer verspreid langs de
Nederlandse kust soms tientallen exemplaren
op een dag kunnen worden waargenomen
(figuur 1; Bijlsma in press). Het regelmatige
voorkomen van Noordse Pijlstormvogels in de
zomermaanden is een fenomeen dat pas in de
loop van de jaren tachtig werd onderkend.
Camphuysen & van Dijk (1983) behandelden
het talrijke voorkomen van Noordse Pijlstormvogels
van 24-26 juni 1978 als een incident, omdat
in geen van de andere besproken jaren (197379)
iets dergelijks gezien was. Platteeuw et al.
(1994) stelden vast dat Noordse Pijlstormvogels
's zomers jaarlijks konden worden gezien, in elk
geval in het Noord-Hollandse kustgebied en
vrijwel uitsluitend bij harde westenwind.
De zomerwaamemingen zijn moeilijk plaatsbaar.
Nestelende Noordse Pijlstormvogels ondememen
lange voedselvluchten (Brooke
1990), maar de soort broedt niet in het Noordzeegebied,
tenzij men de kleine populaties op
de Orkney en Shetland Eilanden zou meerekenen
(Lloyd et al. 1991, Brooke & Tasker 1994).
Er bestaan geen aanwijzingen dat broedvogels
afkomstig van kolonies langs de Britse en lerse
westkust regelmatig in de Noordzee foerageren.
Deze kolonies worden pas vanaf juli verlaten en de wegtrek vindt hoofdzakelijk in augustus
en september plaats (Cramp & Simmons
1977, Brooke 1990). Doortrekkende Noordse
Pijlstormvogels zijn in onze omgeving dus pas
in de herfst te verwachten. De Noordse Pijlstormvogel
maakt zijn complete, post-nuptiale
rui in de overwinteringsgebieden door (Cramp
& Simmons 1977, Stone et al. 1994, Lee & Haney
1996), zodat ruiconcentraties van niet-broedende
vogels in onze omgeving ook niet kunnen
voorkomen. Camphuysen (1995) plaatste
de kustwaarnemingen van pijlstormvogels in
Nederland in een breder perspectief, door deze
met de inmiddels op open zee verzamelde gegevens
in verband te brengen, maar kon nog
geen afdoende verklaring vinden voor het geregelde
optreden van de Noordse Pijlstormvogel
bij Noord-Holland in de zomer. Inmiddels is een
veel grotere hoeveelheid gegevens beschikbaar
en begint een beter beeld te ontstaan van
het zomervoorkomen van Noordse Pijlstormvogels
in de gehele Noordzee. Zo is het inmiddels
duidelijk dat de Noordse Pijlstormvogel een talrijke
zomergast is in Schotse kustwateren in de
Noordzee (Buckland et at. 1990, Stone et at.
1995) In dit artikel wordt dit veel uitgebreidere
materiaal gebruikt om een verklaring te zoeken
voor het tot dusverre enigszins mysterieuze zomervoorkomen
van Noordse Pijlstormvogels in
ons kustgebied.
####Noordse Pijlstormvogel Puffinus puffinus
[gratis pdf] [english summary]
|