Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

KOKS BJ (1998) Een mogelijk broedgeval van een Steenloper Arenaria interpres in het Nederlandse Waddengebied. LIMOSA 71 (1): 34-36.

Voor zover bekend is er nog nooit een broedgeval van de Steenloper vastgesteld in het Nederlandse Waddengebied. In het Duitse en Deense deel van de Waddenzee broedde de soort in de vorige eeuw, maar verdween hier rond resp. 1850 en 1900 (Glutz von Blotzheim et al. 1977). Pas in 1982 werd broeden weer met zekerheid vastgesteld, op het Eiderstedt-schiereiland in Schleswig Holstein (Struwe 1983). Sindsdien broedt de soort weer met enige regelmaat in het Duits-Deense Waddengebied.
      In het kader van het Joint monitoring project for breeding birds wordt vanaf 1990 in het Nederlandse Waddengebied door vele vrijwilligers, personeel van natuurbeheerorganisaties en professionele inventarisatiemedewerkers van SOVON een groot aantal gebieden op karakteristieke soorten geïnventariseerd. De systematische telinspanning is hierdoor vanaf 1990 sterk toegenomen. Voor meer achtergrondinformatie kan worden verwezen naar Fleet et al. (1994) of Koks (1996).
      Op 22 mei 1995 werd een ronde gelopen op de landaanwinningkwelder van de Westpolder, ten noorden van Homhuizen (Gr). Nadat een gemengde kolonie van Kluten Recurvirostra avosetta (12 paar), Kokmeeuwen Larus ridibundus (22 paar) en Visdieven Sterna hirundo (9 paar) was bezocht, werd extra aandacht besteed aan Dwergmeeuwen Larus minutus, die hier in 1994 met drie paar broedden (Koks 1996). Toen naar het volgende landaanwinningvak werd gelopen vloog er plotseling een Steenloper weg uit de vegetatie van vooral Zeealsem Artemisia maritima. Het exemplaar was volledig in zomerkleed en bleef gedurende mijn aanwezigheid op c. tien meter afstand al roepende rondjes boven mijn hoofd vliegen. In Cramp & Simmons (1983) wordt deze roep als de 'contactratel' omschreven. Het krachtige metaalachtige geluid, volgens Cramp & Simmons (1983) karakteristiek voor alarmerende broedvogels, werd niet gehoord. Omdat Steenlopers in deze tijd van het voorjaar frequent op kwelders voorkomen is verder geen aandacht aan de waarneming besteed.
      Op 13 juni werd de tweede kolonievogelronde gelopen. De Dwergmeeuwen die tijdens de eerste ronde niet werden ontdekt, waren nu wel present (3 paar). Hoewel de waarneming van de Steenloper op 22 mei weliswaar nog niet helemaal in de herinnering was weggezakt, had ik niet de illusie er weer een glimp van op te vangen. Groot was de verbazing toen op exact dezelfde locatie een rondvliegende Steenloper werd gezien. Nog groter was de verbazing toen tijdens het struinen door een gevarieerd, door pollen Zeealsem gedomineerd deel van de hoge kwelder, een tweede vogel wegvloog. De Steenloper vloog zonder dralen c. 75 meter voor me uit naar een lager deel van de kwelder en liet zich niet meer zien. In de zeealsempollen is even gezocht naar een mogelijk nest, maar vanwege tijdgebrek is dit snel opgegeven. Er werd een markeringstok geplaatst en er werd besloten om later die week terug te komen.
      Helaas viel de geplande dag (15 juni) letterlijk in het water omdat door hevige regenval en een stormachtige NW-wind een belangrijk deel van de kwelder onder water had gestaan. Ook de hoge kwelder waar de markeringstok stond, had duidelijke waterschade opgelopen en het gros van de aanwezige nesten van de gangbare soorten bleek mislukt. Bij de beoogde plek werden dan ook geen Steenlopers waargenomen. Wel werd gezien dat drie Steenlopers achter elkaar aanvlogen (afstand tot waarnemer c. 100 meter). Het leek er sterk op dat twee vogels een derde exemplaar achtervolgden. Na deze actie vlogen beide vogels naar een van de weinige droge plekken op de kwelder. Alle waargenomen vogels waren in zomerkleed. Dit gedrag komt overeen met territoriaal gedrag zoals beschreven in Cramp & Simmons (1983). Een tweetal bezoeken na het springtij leverde geen waarnemingen meer op van Steenlopers. Ook in 1996 en 1997 zijn hier, ondanks extra aandacht, geen broedverdachte Steenlopers meer waargenomen.
      Wanneer de drie waarnemingen op rij worden gezet, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat in 1995 van een mogelijk broedgeval sprake is geweest. Het zal geen toeval zijn dat op drie opeenvolgende bezoeken broedverdachte Steenlopers op precies dezelfde locatie zijn waargenomen.
      Een broedgeval in het oostelijke deel van de Nederlandse Waddenzee is minder onwaarschijnlijk dan velen zullen denken. De hernieuwde vestiging van de Steenloper in het Duits-Deense deel van de Waddenzee wordt wel in verband gebracht met de toename die lokaal is vastgesteld in Finland (Koskimies 1989; situatie thans overigens stabie1) en Zweden (Koskimies 1993). Ook de k1eine Deense popu1atie (voornamelijk broedend 1angs de Oostzee) is toegenomen van 13 paren in 1977 tot 45 in 1991 (Sorensen 1995). De soort broedt hier voornamelijk op rotsige of zandige eilandjes.
      In de periode 1991-96 hebben in de Deens Duitse Waddenzee resp. 4, 5, 7, 2, 3-4, 2 Steen1opers gebroed (Sudbeck & Halterlein 1997). De getallen van 1992-95 hebben echter betrekking op onvolledig ve1dwerk (D. Fleet pers. comm). Gezien de toenemende waarneemintensiteit in de Nederlandse Waddenzee is het niet uitges10ten dat hier in de komende jaren vaker territoria1e Steenlopers worden aangetroffen.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 71.1 1998
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster