BREMER P (1995) Het broedbiotoop van de stormmeeuw Larus canus in de Noordoostpolder. LIMOSA 68 (3): 97-101.
(48000 ha) in 1941/42 ontwikkelde zich hier binnen twee jaar riet- en moerasvegetaties. Lage vegetaties kwamen voor op gronddepots, keileemen zandgebieden (Feekes & Bakker 1954, Bakker 1986). De hele polder werd in cultuur gebracht. Uitgestrekte akkers bepalen sindsdien het landschapsbeeld. Met name aan de rand van de polder komen ook graslanden en bossen voor. Spoedig na het droogvallen vestigden zieh hier verschillende soorten meeuwen. In de jaren 194357 kwamen Kokmeeuw Larus ridibundus en Zilvermeeuw Larus argentatus als broedvogel voor in het westelijke deel van de polder. Het eerste broedgeval van de Stormmeeuw dateert van 1943 (Muller 1943). Volgens Braaksma (1964) hebben na 1953 geen Stormmeeuwen meer in de Noordoostpolder gebroed. Vanaf 1968 kwamen meldingen van broedende Stormmeeuwen binnen bij M. de long, de lokale natuurpublicist, en werd over de soort in de lokale krant geschreven. Omdat broedgevallen in het binnenland nogal uitzonderlijk zijn, is vanaf 1968 bijgehouden in welke mate deze soort tot broeden komt en is nader onderzocht welke eisen gesteld worden aan het broedbiotoop. ##### Stormmeeuw Larus canus canus
[gratis pdf] [english summary]
|