MEES GF (1982) Nederlandse Ornithologische Unie: Willem Hellebrekers en het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie. LIMOSA 55 (4): 147-147.
Voor zover valt na te gaan dateert het eerste contact tussen Willem Hellebrekers en het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie van 13 december 1931, toen hij zich, blijkbaar spontaan, in een brief tot de toenmalige directeur Prof. E. D. van Oort wendde met de mededeling dat hij zijn eierverzameling per testament aan het Museum had vermaakt. Hij voegde hieraan toe: Ik hoop dat de overdracht nog eenige tijd op zich laat wachten! . Nadat het contact was gelegd, werd de relatie tussen Hellebrekers en het Museum steeds inniger, waarvan uitvoerige correspondentie in het archief getuigenis aflegt. Hoewel hij zelf voornamelijk Palaearctische eieren verzamelde, stelde het feit dat hij al spoedig vrije toegang kreeg tot de Museum-collecties hem in staat zich ook te v,erdiepen in eierverzamelingen afkomstig uit andere faunagebieden. Zo verscheen van zijn hand niet aileen' het nog steeds regelmatig geciteerde werk Measurements and weights of eggs of birds on the Dutch list dat als afzonderlijke publicatie het licht zag (Brill, Leiden, 1950) doch ook twee belangrijke artikelen over de beroemde verzameling eieren uit Suriname bijeengebracht door de gebroeders Penard, die reeds in 1910 in het Museumberustte, doch nog steeds onbewerkt was gebleven. (cf Zoo!' Meded. 24: 240-275, 25: 93-100). Het belangeloos gedurende vele jaren in de eiercollecties verrichte werk, leidde ertoe dat Prof. Boschma, de opvolger van Prof. van Oort, een voorstel indiende hem tot Wetenschappelijk Medewerker buiten bezwaar van's Rijks Schatkist te doen benoemen, een benoeming die bij Ministerieel besluit van 14 oktober 1946 werd bekrachtigd. Ook in de daaropvolgende jaren bleef een
[gratis pdf] [english summary]
|