Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

KWAK R (1981) Themadag Vogels tellen: Factoren van invloed op het resultaat van de karteringsmethode. LIMOSA 54 (4): 142-142.

Een veel gebruikte methode voor het inventariseren van broedvogels is de karteringsmethode. Door een herhaalde kartering van territori ale gedragingen in de broedtijd wordt het aantal aanwezige territoria bepaald. Deze methode levert dus niet het werkelijke aantal broedende paren ♀ ♂ doch in het meest gunstige geval het aantal aanwezige territoria. Meestal zal ook het laatste niet verwezenlijkt worden. Het navolgende zal gaan over de factoren die van invloed zijn op het verband tussen het aantal vastgestelde territoria en' het werkelijke aantal aanwezige territoria. Het verband tussen het aantal broedende paren of ♀ ♂ en het aantal aanwezige territoria blijft buiten beschouwing.
      Het resultaat van de karteringsmethode wordt zowel door het veldwerk als door de interpretatie van de gegevens beïnvloed. Een onderzoek van A. M.M. van den Hoogen wees het volgende uit ten aanzien van de interpretatie. Aan een aantal waarnemers werden ;van enkele broedvogelsoorten onbewerkte inventarisatieresultaten toegezonden met de vraag om op grond van deze gegevens het aantal territoria te bepalen. De waarnemers konden hun interpretatiecriteria vrij kiezen. Het bleek dat een aantal waarnemers twee waarnemingen voldoende vonden voor het vaststellen van een territorium. Het aantal door hen bepaalde territoria bedroeg: Heggemus 21 ± 3 (16-25, n = 11), Roodborst 39 ± 9 (26-55, n =.12), Vink 14 ± 4 (9-24, n = 14). Andere waarnemers achtten drie waarnemingen noodzakelijk. Hun resultaat was: Heggemus 16 ± 3 (13-21, n = 7), Roodborst 30 ± 5 (26-36, n = 9), Vink 10 ± 1 (7-11, n = 7).
      Bij het veldwerk blijkt dat niet alle aanwezige territoria worden geregistreerd. Het aantal dat bij een onderzoek aan een terrein wordt vastgesteld is een functie van de trefkans (registratiepercentage, waarneem efficiëntie). De trefkans wordt beïnvloed door:
Waarnemer
(1) concentratie, specialisatie, gehoorvermogen enz.
(2) waarneemintensiteit (min/ha) soort
(3) opvallendheid (kracht van de zang, kleur e.d.)
(4) territoriale activiteit
Op (1) en (3) wordt nu niet nader ingegaan. Zij worden gezien als een min of meer vast gegeven hoewel vooral (1) een belangrijke factor is. De waarneemintensiteit blijkt van groot belang. Bij een onderzoek van V. Retel-Helmrich bleek het aantal registraties lineair toe te nemen bij een toenemende tijdsbesteding: 50% van 1 naar 4 min/ha. De territoriale activiteit varieert al naar gelang de tijd van het seizoen, de tijd van de dag, de weersomstandigheden en de dichtheid.
      Bij het interpreteren van waarnemingen moet rekening worden gehouden met het aantal excursies. Ais voorbeelden kunnengelden: Voor territorium bepaling minstens 2 waarnemingen bij 8 of minder excursies en minstens 3 waarnemingen bij meer dan 8 excursies. Voor territorium scheiding minstens 1 x tegen elkaar in bij 8 of minder excursies en minstens 2 x tegen elkaar in bij meer dan 8 excursies.
      Voor de territorium bepaling is van belang de hoogte van de trefkans in relatie tot de waarneemfrequentie. Theoretisch (d.w.z. er van uitgaande dat alle 00 evenveel zingen en de trefkans constant is) zijn bij een trefkans van 80% 7 excursies nodig om 99.5% van de territoria vast te stellen; bij 40% zijn dit 20 en bij 20% 43 excursies. Bij een trefkans van minder dan 40% neemt het aantal benodigde excursies snel toe. Voor de scheiding van territoria is vooral de maximale trefkans wezenlijk. Omdat de trefkans met de tijd van het seizoen en de tijd van de dag varieert is het dus noodzakelijk de excursies gespreid over het broedseizoen te kiezen en steeds op een andere plaats in het gebied te beginnen.
      Om de invloed van verschillen in trefkans op het inventarisatie- resultaat op te vangen adviseren we het volgende: (a) Maximaliseren van de trefkans: waarneemintensiteit minstens 5 min/ha; steeds proberen zoveel mogelijk vogels tegen elkaar in te registreren. (b) Waarneemfrequentie: (half februari) begin maart eind juni wekelijks een excursie (men komt dan op c. 15 excursies).

[gratis pdf] [english summary]



limosa 54.4 1981
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster